Psalm 34 een loflied aan JaHUaH !
André H. Roosma 22 november 2014
Na twee Psalmen vanuit de nood geschreven (42 en 43), hier een
loflied in reactie op Gods uitredding.
Deze Psalm is een prachtig acrostichon,
op basis van het Hebreeuwse ’aleph-bet.1 Hij geeft ook
een aantal duidelijke hints naar het Nieuwe Testament. Zo vinden we in vers 19
bijvoorbeeld een hint naar wat Jezus later in de zaligsprekingen
verkondigde en citeerde Johannes later vers 21 in zijn Evangelie
(19: 36)
Hieronder de rijke tekst van deze mooie Psalm; zowel het
Hebreeuwse origineel, als een nauwkeurige Nederlandse vertaling.2
1 | Van David, toen hij zijn uiterlijk veranderd had voor het aangezicht van
’Abimelekh, zodat die hem wegjoeg, en hij wegging. |
לְדָוִ֗ד
בְּשַׁנּוֹת֣וֹ
אֶת־טַ֭עְמוֹ לִפְנֵ֣י
אֲבִימֶ֑לֶךְ
וַֽ֝יְגָרֲשֵׁ֗הוּ
וַיֵּלַֽךְ׃ |
|
2 ’Aleph | Ik zal JaHUaH loven te allen tijde; voortdurend zal Zijn loflied in mijn
mond zijn. | אֲבָרֲכָ֣ה
אֶת־יְהוָ֣ה
בְּכָל־עֵ֑ת
תָּ֝מִ֗יד
תְּֽהִלָּת֥וֹ
בְּפִֽי׃ |
3 Bet | In
JaHUaH zal mijn ziel zich beroemen; de zachtmoedigen zullen het
horen en verblijd zijn. | בַּ֭יהוָה
תִּתְהַלֵּ֣ל
נַפְשִׁ֑י יִשְׁמְע֖וּ
עֲנָוִ֣ים
וְיִשְׂמָֽחוּ׃ |
4 Gimel | Maak
JaHUaH met mij groot, en laten wij Zijn Naam samen verhogen. |
גַּדְּל֣וּ
לַיהוָ֣ה
אִתִּ֑י וּנְרוֹמְמָ֖ה
שְׁמ֣וֹ
יַחְדָּֽו׃ |
5 Dalet | Ik heb
JaHUaH gezocht, en Hij heeft mij geantwoord, en mij uit al mijn
verschrikkingen gered. | דָּרַ֣שְׁתִּי
אֶת־יְהוָ֣ה
וְעָנָ֑נִי
וּמִכָּל־מְ֝גוּרוֹתַ֗י
הִצִּילָֽנִי׃ |
6 áH | Zij
hebben naar Hem opgezien, en ze straalden; |
הִבִּ֣יטוּ
אֵלָ֣יו
וְנָהָ֑רוּ |
Wav | en hun gezichten zijn niet rood van schaamte
geworden. | וּ֝פְנֵיהֶ֗ם
אַל־יֶחְפָּֽרוּ׃ |
7 Zajin | Deze
ellendige riep en JaHUaH hoorde; en Hij verloste hem uit al zijn
benauwdheden. | זֶ֤ה עָנִ֣י
קָ֭רָא
וַיהוָ֣ה
שָׁמֵ֑עַ
וּמִכָּל־צָ֝רוֹתָ֗יו
הוֹשִׁיעֽוֹ׃ |
|
8 Chet | De
Gezondene van JaHUaH legert Zich rondom wie Hem vrezen, en
bevrijdt hen. | חֹנֶ֤ה
מַלְאַךְ־יְהוָ֓ה
סָ֘בִ֤יב
לִֽירֵאָ֗יו
וַֽיְחַלְּצֵֽם׃ |
9 Tet | Proef en
onderscheid, dat JaHUaH goed is; welzalig is de man, die tot Hem de
toevlucht neemt. | טַעֲמ֣וּ
וּ֭רְאוּ
כִּי־ט֣וֹב
יְהוָ֑ה אַֽשְׁרֵ֥י
הַ֝גֶּ֗בֶר
יֶחֱסֶה־בּֽוֹ׃ |
10 Jod | Vrees
JaHUaH, Zijn heiligen, want geen gebrek hebben wie Hem vrezen. |
יְר֣אוּ
אֶת־יְהוָ֣ה
קְדֹשָׁ֑יו כִּי־אֵ֥ין
מַ֝חְס֗וֹר
לִירֵאָֽיו׃ |
11 Kaph | Jonge leeuwen
lijden ontbering en honger; maar wie JaHUaH zoeken, hebben geen gebrek
aan enig goed. | כְּ֭פִירִים
רָשׁ֣וּ
וְרָעֵ֑בוּ וְדֹרְשֵׁ֥י
יְ֝הוָ֗ה
לֹא־יַחְסְר֥וּ
כָל־טֽוֹב׃ |
12 Lamed | Kom,
kinderen, luister naar mij; ik zal jullie de vreze van JaHUaH
leren. | לְֽכוּ־בָ֭נִים
שִׁמְעוּ־לִ֑י יִֽרְאַ֥ת
יְ֝הוָ֗ה
אֲלַמֶּדְכֶֽם׃ |
13 Mem | Wie is de man
met levensvreugde, die de dagen liefheeft, om het goede te zien? |
מִֽי־הָ֭אִישׁ
הֶחָפֵ֣ץ
חַיִּ֑ים אֹהֵ֥ב
יָ֝מִ֗ים
לִרְא֥וֹת
טֽוֹב׃ |
14 Nun | Behoed je
tong voor het kwaad, en je lippen voor het spreken van bedrog. |
נְצֹ֣ר
לְשׁוֹנְךָ֣
מֵרָ֑ע וּ֝שְׂפָתֶ֗יךָ
מִדַּבֵּ֥ר
מִרְמָֽה׃ |
15 Samekh | Keer je af
van het kwaad en doe het goede; zoek shalom3 en jaag die
na. | ס֣וּר מֵ֭רָע
וַעֲשֵׂה־ט֑וֹב בַּקֵּ֖שׁ
שָׁל֣וֹם
וְרָדְפֵֽהוּ׃ |
|
17* Pe | Het aangezicht
van JaHUaH is tegen hen die kwaad doen, om hun gedachtenis van de
aarde uit te roeien. | פְּנֵ֣י
יְ֭הוָה
בְּעֹ֣שֵׂי
רָ֑ע לְהַכְרִ֖ית
מֵאֶ֣רֶץ
זִכְרָֽם׃ |
16 ‘Ajin | De
ogen van JaHUaH zijn op de rechtvaardigen, en Zijn oren tot hun
hulpgeroep. | עֵינֵ֣י
יְ֭הוָה
אֶל־צַדִּיקִ֑ים וְ֝אָזְנָ֗יו
אֶל־שַׁוְעָתָֽם׃ |
18 Tsade | Zij roepen
en JaHUaH hoort, en uit al hun benauwdheden trekt Hij hen weg. |
צָעֲק֣וּ
וַיהוָ֣ה
שָׁמֵ֑עַ וּמִכָּל־צָ֝רוֹתָ֗ם
הִצִּילָֽם׃ |
19 Qoph | Nabij is
JaHUaH voor de gebrokenen van hart, en de verbrijzelden van geest
verlost Hij. | קָר֣וֹב
יְ֭הוָה
לְנִשְׁבְּרֵי־לֵ֑ב
וְֽאֶת־דַּכְּאֵי־ר֥וּחַ
יוֹשִֽׁיעַ׃ |
20 Resh | Veel ellende
overkomt de rechtvaardige; maar uit dat alles trekt JaHUaH hem
weg. | רַ֭בּוֹת
רָע֣וֹת
צַדִּ֑יק וּ֝מִכֻּלָּ֗ם
יַצִּילֶ֥נּוּ
יְהוָֽה׃ |
21 Shin | Hij bewaart
al zijn beenderen; niet één ervan wordt gebroken. | שֹׁמֵ֥ר
כָּל־עַצְמוֹתָ֑יו אַחַ֥ת
מֵ֝הֵ֗נָּה
לֹ֣א
נִשְׁבָּֽרָה׃ |
22 Tav | Het kwaad
brengt de godvijandige de dood; en wie de rechtvaardige haten, zullen schuldig
verklaard worden. | תְּמוֹתֵ֣ת
רָשָׁ֣ע
רָעָ֑ה וְשֹׂנְאֵ֖י
צַדִּ֣יק
יֶאְשָֽׁמוּ׃ |
23 | JaHUaH verlost de ziel
van Zijn dienaren; en niet schuldig verklaard worden allen die tot Hem de
toevlucht nemen. | פּוֹדֶ֣ה
יְ֭הוָה
נֶ֣פֶשׁ
עֲבָדָ֑יו וְלֹ֥א
יֶ֝אְשְׁמ֗וּ
כָּֽל־הַחֹסִ֥ים
בּֽוֹ׃ |
* | ______________ In Babylon hebben de Joden de volgorde van de pé en de
‘ajin in het ’aleph-bet omgewisseld (zoals
gebruikelijk was in het Aramees dat hen daar omringde en in het Grieks), en de
volgorde van de verzen in deze Psalm aangepast. Hier heb ik de originele volgorde
hersteld. De flow in de verzen verbetert daardoor. Zie ook: Mitchell First, ‘Pe before Ayin in Biblical
Pre-Exilic Acrostics’, The Torah.com. |
Psalm 34
David voelde zich in deze situatie duidelijk beschermd door God en enorm
dankbaar jegens Hem (zie voor de context 1 Shemu’el 21). JaHUaH, en de relatie
met Hem, betekende duidelijk heel erg veel voor David. Wat hier namelijk opvalt is dat in drieëntwintig verzen maar liefst
zestien keer de glorierijke Naam voorkomt
(wat dat betreft past deze Psalm goed in de context van
de huidige artikelen-serie: ‘De
veelzeggende Naam van God’):
- tien keer roept David op om JaHUaH en Zijn heerlijke Naam te prijzen
en groot te maken, Hem te zoeken, Hem te vrezen, Hem te proeven, bij Hem te
schuilen (in de verzen 2, 3, 4, 5, 7, 9, 10, 11, 12,
23);
- vijf keer zegt David dat JaHUaH oplet, luistert en antwoord geeft
(in de verzen 5, 7, 16, 18, 19);
- tien keer dat JaHUaH goed is, voedt, beschermt en verlost (in de verzen 5, 7, 8, 9, 10, 11, 18, 19, 20, 23),
- één keer dat Hij het kwaad straft (in
vers 17) – en ook zodoende de Zijnen beschermt.
Heel mooi vind ik ook vers 9. We mogen zelf ervaren, proeven, hoe goed
JaHUaH is. En dat Hij een veilige Persoon is om bij te schuilen;
sterker nog: dat je goed uitkomt wanneer je bij Hem schuilt!
Wát een God! Zeker al onze lofprijs waard!
Hallelu JaHUaH !
Noten
1 |
Deze Psalm is een vroeg acrostichon. Dat zien we aan
het feit dat de verzen 16 - ‘Ajin en 17 - Pé later omgewisseld
zijn. Oorspronkelijk kwam de pé in het ’aleph-bet vóór de
‘ajin. Hier volgt vers 18 veel duidelijker direct op vers 16, en vers
17 evenzo op vers 15. Dit maakt het waarschijnlijk dat inderdaad David zelf de auteur was. |
2 |
De glorierijke Naam van God geef ik hier zo goed
mogelijk weer vanuit het oudste Hebreeuwse origineel. Voor meer achtergrond informatie over de glorierijke Naam van God,
JaHUaH, zie: André H. Roosma, ‘De wonderbare en
liefelijke Naam van de God Die er was, Die er is, en Die er zijn zal’ , uitgebreide Accede!/Hallelu-JaH! studie (ca. 90 p.), juli 2009. |
3 |
Het Hebreeuwse woord shalom betekent veel meer
dan ons woord vrede wat hier meestal in onze vertalingen gebruikt wordt.
Het omvat ook heelheid - naar lichaam, denken, emoties en geest, en: dat je
volledig tot je doel, tot je bestemming komt. Dát mogen we najagen, wetend dat
we het niet zelf kunnen 'maken', maar dat God het ons door Zijn Geest, van
binnenuit wil geven. |
Vorige artikelen: ‘Het Shema‘
- Deel (6)’ ‘De veelzeggende Naam van God (3) - De namen van mensen die verwezen
naar de grote Naam’
|