Psalm 86 een loflied aan JaHUaH
vanuit de nood!
André H. Roosma 25 oktober 2024
Psalm 86 is een bijzonder lied op muziek. Het is duidelijk vanuit de nood
geschreven (net als 42 en 43 die ik eerder weergaf). En toch is het ook
een loflied. Het is ook voor ons een duidelijk voorbeeld van wat we in een
situatie mogen doen waarin we ons ellendig en behoeftig voelen.
Hieronder de rijke tekst van deze mooie Psalm; zowel het
Hebreeuwse origineel, als een nauwkeurige Nederlandse
vertaling.
1 | Een gebed van David. Neig Uw oor, JaHUaH, antwoord mij, want ik ben
ellendig en behoeftig. | תְּפִלָּ֗ה לְדָ֫וִ֥ד הַטֵּֽה־יְהוָ֣ה אָזְנְךָ֣ עֲנֵ֑נִי כִּֽי־עָנִ֖י וְאֶבְי֣וֹן אָֽנִי׃ |
2 | Behoed mijn ziel, want ik ben godvrezend, U, mijn God, verlos Uw knecht die
op U vertrouwt. | שָֽׁמְרָ֣ה נַפְשִׁי֮ כִּֽי־חָסִ֢יד אָ֥נִי הוֹשַׁ֣ע עַ֭בְדְּךָ אַתָּ֣ה אֱלֹהַ֑י הַבּוֹטֵ֥חַ אֵלֶֽיךָ׃ |
3 | Wees mij genadig,
JaHUaH [mijn Heere*], want tot U roep ik
de hele dag. | חָנֵּ֥נִי יהוה (k אֲדֹנָ֑י) כִּ֥י אֵלֶ֥יךָ אֶ֝קְרָ֗א כָּל־הַיּֽוֹם׃ |
4 | Verheug de ziel van Uw
knecht, want tot U, JaHUaH [mijn Heere*],
hef ik mijn ziel op. | שַׂ֭מֵּחַ נֶ֣פֶשׁ עַבְדֶּ֑ךָ כִּ֥י אֵלֶ֥יךָ יהוה (k אֲ֝דֹנָ֗י) נַפְשִׁ֥י אֶשָּֽׂא׃ |
5 | Want U, JaHUaH
[mijn Heere*], bent goed en gaarne vergevend,
rijk in goedertierenheid voor allen die U aanroepen. | כִּֽי־אַתָּ֣ה יהוה (k אֲ֭דֹנָי) ט֣וֹב וְסַלָּ֑ח וְרַב־חֶ֝֗סֶד לְכָל־קֹרְאֶֽיךָ׃ |
6 | JaHUaH, neem
mijn gebed ter ore, sla acht op mijn luide smekingen. |
הַאֲזִ֣ינָה יְ֭הוָה תְּפִלָּתִ֑י וְ֝הַקְשִׁ֗יבָה בְּק֣וֹל תַּחֲנוּנוֹתָֽי׃ |
7 | Op de dag van mijn
benauwdheid roep ik U aan, want U antwoordt mij. | בְּי֣וֹם צָ֭רָתִ֥י אֶקְרָאֶ֗ךָּ כִּ֣י תַעֲנֵֽנִי׃ |
|
8 | Onder de goden is
niemand U gelijk, JaHUaH [mijn Heere*],
en niets is als Uw werken. | אֵין־כָּמ֖וֹךָ בָאֱלֹהִ֥ים יהוה (k אֲדֹנָ֗י) וְאֵ֣ין כְּֽמַעֲשֶֽׂיךָ׃ |
9 | Alle volken, die U
gemaakt hebt, zullen komen en zich voor U neerbuigen, JaHUaH [mijn Heere*], en Uw Naam eren, | ָּל־גּוֹיִ֤ם ׀ אֲשֶׁ֥ר עָשִׂ֗יתָ יָב֤וֹאוּ וְיִשְׁתַּחֲו֣וּ לְפָנֶ֣יךָ יהוה (k אֲדֹנָ֑י) וִֽיכַבְּד֣וּ לִשְׁמֶֽךָ׃ |
10 | want U bent groot en doet wonderen, U, God, alleen. | כִּֽי־גָד֣וֹל אַ֭תָּה וְעֹשֵׂ֣ה נִפְלָא֑וֹת אַתָּ֖ה אֱלֹהִ֣ים לְבַדֶּֽךָ׃ |
11 | Onderwijs mij, JaHUaH,
Uw weg, opdat ik in Uw waarheid wandele, verenig mijn hart om Uw Naam te
vrezen. | ה֘וֹרֵ֤נִי יְהוָ֨ה דַּרְכֶּ֗ךָ אֲהַלֵּ֥ךְ בַּאֲמִתֶּ֑ךָ יַחֵ֥ד לְ֝בָבִ֗י לְיִרְאָ֥ה שְׁמֶֽךָ׃ |
12 | JaHUaH [mijn Heere*], mijn God, ik zal U loven met mijn hele
hart, en Uw Naam eren voor altijd, | אוֹדְךָ֤ יהוה (k אֲדֹנָ֣י) אֱ֭לֹהַי בְּכָל־לְבָבִ֑י וַאֲכַבְּדָ֖ה שִׁמְךָ֣ לְעוֹלָֽם׃ |
13 | want Uw goedertierenheid is
groot jegens mij, U toch hebt mijn ziel gered uit het zeer diepe dodenrijk. |
כִּֽי־חַ֭סְדְּךָ גָּד֣וֹל עָלָ֑י וְהִצַּ֥לְתָּ נַ֝פְשִׁ֗י מִשְּׁא֥וֹל תַּחְתִּיּֽ͏ָה׃ |
14 | O God, overmoedigen maken
zich tegen mij op, een bende van geweldenaars staat mij naar het leven, zij
stellen U niet voor hun ogen. | אֱלֹהִ֤ים זֵ֘דִ֤ים קָֽמוּ־עָלַ֗י וַעֲדַ֣ת עָ֭רִיצִים בִּקְשׁ֣וּ נַפְשִׁ֑י
וְלֹ֖א שָׂמ֣וּךָ לְנֶגְדָּֽם׃ |
15 | Maar U, JaHUaH [mijn Heere*], bent een barmhartig en genadig God,
lankmoedig en rijk aan goedertierenheid en trouw. | וְאַתָּ֣ה יהוה (k אֲ֭דֹנָי) אֵל־רַח֣וּם וְחַנּ֑וּן אֶ֥רֶךְ אַ֝פַּ֗יִם וְרַב־חֶ֥סֶד וֶאֱמֶֽת׃ |
|
16 | Wend U tot mij en wees mij
genadig, verleen Uw knecht Uw sterkte, verlos de zoon van Uw dienstmaagd. |
פְּנֵ֥ה אֵלַ֗י וְחָ֫נֵּ֥נִי תְּנָֽה־עֻזְּךָ֥ לְעַבְדֶּ֑ךָ וְ֝הוֹשִׁ֗יעָה לְבֶן־אֲמָתֶֽךָ׃ |
17 | Doe aan mij een teken ten
goede, opdat mijn haters het zien en beschaamd staan, wanneer U, JaHUaH,
mij geholpen en getroost hebt. | עֲשֵֽׂה־עִמִּ֥י א֗וֹת לְט֫וֹבָ֥ה וְיִרְא֣וּ שֹׂנְאַ֣י וְיֵבֹ֑שׁוּ כִּֽי־אַתָּ֥ה יְ֝הוָ֗ה עֲזַרְתַּ֥נִי וְנִחַמְתָּֽנִי׃ |
Psalm 86
In vers 1 geeft David gelijk aan hoe hij zich voelt: ellendig en behoeftig.
Dat tweede woord - in het Hebreeuws: ’áni - wordt ook wel
vertaald met arm, maar het gaat niet om financiële armoede, maar om een
toestand waarbij je te klein of te zwak bent voor de omstandigheden. Het
staat ook in tegenstelling met trots zijn (Engels: too
big for your boots). Vandaar dat ik koos voor het woord behoeftig.
David doet zich niet sterk voor, hij erkent zijn zwakheid, en roept
in de eerste vier verzen de hulp in van JaHUaH, zijn God.
Dan even iets anders. In de verzen 3, 4, 5, 8, 9, 12 en 15 ziet u de
heerlijke Naam van God, JaHUaH, staan, waar veel bijbelvertalingen
Heer of Heere hebben met kleine letters. Dat zit zo. In deze Psalm kwam
oorspronkelijk elf keer de heerlijke Naam van God, JaHUaH voor.2.
In de hoofdtekst van de bekendste Hebreeuwse manuscripten echter nog maar
vier keer. Zeven keer is bij het overschrijven de heerlijke Naam van God,
JaHUaH, hier vervangen door Adonai - mijn Meester, of: mijn
Heer(e). Dat was omdat eerdere rabbijnse overschrijvers van mening waren dat
de heerlijke Naam niet, of niet zó vaak, gebruikt mocht worden, of niet in
combinatie met eigenschappen of daden die ook aan mensen worden toegeschreven.
Ik heb daar al eens wat meer over geschreven.1 Later was het zó
dat iemand die een stuk van de Schrift overschreef zich exact moest houden
aan de tekst die voor hem lag. Soms had hij al tientallen andere rollen van
dat gedeelte bestudeerd (en vaak nauwkeurig uit zijn hoofd moeten leren!) waar
hij het net iets anders had zien staan. Hij maakte dan in de kantlijn daarvan
een notitie. We hebben dan de hoofdtekst (dat wordt wel de
ketibh genoemd) én de versie in de
kantlijn (men noemt dat de qeréi), die in feite betrouwbaarder is. Deze
'kantlijn-versie' (de qeréi) heb ik hier dus weergegeven en de ketibh er alleen tussen haakjes bij gezet. Het is heel opvallend dat David, hier, in zijn nood, zo vaak de heerlijke
Naam gebruikt. Deze Naam werd in de Bijbel vooral gebruikt, wanneer mensen
God JaHUaH nabij zich ervoeren of wisten. Eigenlijk zegt David dus: ik
voel me wel in nood, maar ik weet dat U, JaHUaH nabij
bent. Dat is wat we noemen: bidden in geloof, of: vanuit geloof.
In dát geloof gaat hij dan ook verder in vers 5, 8 en volgende. Hij gedenkt
en benadrukt de unieke en enorm grote liefde, vergevingsgezindheid en goedheid
van JaHUaH. In vers 15 citeert hij vrijwel letterlijk het eerste stuk
van wat God JaHUaH tegenover Mozes over Zichzelf gezegd had.
Wat hier dus echt opvalt is dat in zeventien verzen maar liefst
elf keer de glorierijke Naam voorkomt
(wat dat betreft past deze Psalm goed in de context van
de artikelen-serie: ‘De
veelzeggende Naam van God’). In welke verbanden gebruikt
hij de glorierijke Naam? In deze drie:
- Vragen: hij vraagt JaHUaH nederig om te luisteren (vers 1,
6), hem genadig te zijn (3), en zijn ziel te verheugen (4), hem te onderwijzen
(11) (daarnaast vraagt hij in vers 16 nog of God Zich tot hem wil wenden en
hem genadig wil zijn, hem Zijn sterkte verlenen en hem verlossen);
- Lofprijzing: hij zegt dat JaHUaH goed is en gaarne vergevend, rijk
in goedertierenheid (5), barmhartig en genadig, lankmoedig en rijk aan
goedertierenheid en trouw (15) en dat onder de goden niemand Hem gelijk is
(8);
- Eerbetoon: dat alle volken ullen komen en zich voor Hem neerbuigen, Zijn
Naam eren omdat Hij groot is en wonderen doet (9/10); hij wil ook zelf
JaHUaH met zijn hele hart loven en Zijn Naam eren (12); en hij wil
dat JaHUaH alle eer ontvangt als anderen zien hoe Hij
hem geholpen en getroost heeft (17).
Vier keer dat hij De Naam noemt, gaat het dus om een verzoek, ook vier
keer over dat hij JaHUaH wil eren om Wie Hij is en om Zijn liefdevolle
daden, en drie keer over dat JaHUaH alle eer waard is, van hemzelf,
van de volken en van degenen die zien hoe goed Hij voor hem is. Kunnen we dit niet heel goed als een soort template voor ons eigen
gebedsleven gebruiken?
Wát een God! Zeker al onze lofprijs waard!
Hallelu JaHUaH !
Noten
|