|
De Zegenende Hand van God brengt alles tot
volheid
André H. Roosma
4 augustus 2012
Vandaag wil ik stilstaan bij een klein maar veelbetekenend woord uit
het Eerste Testament van de Bijbel – een woord dat daar zo’n
vijfeneenhalf duizend keer voorkomt.
In het Hebreeuws van na de Babylonische ballingschap is dit: כֹּל - kol [3605-6].
De betekenis van dit woord is: ‘alles’, ‘het geheel’, ‘heel’, ‘ieder(e)...’. Het is interessant om dit woord ook eens te bekijken in het oude
Semitische plaatjes-schrift1. Daarin bestond dit woord uit twee symbolen:
- een opgeheven, zegenende hand,
en - een herdersstaf als
symbool voor een herder of leider, of voor de grote Herder, God Zelf.
Het zag er dus in zijn geheel zó uit:  .
Dit woord roept bij mij de vraag op: hoe komt het, dat ‘de zegenende
hand van God’ staat voor ‘alles’, ‘het geheel’,
‘heel’, etc.?
Laten we eens enkele teksten opzoeken waarin over Gods zegenende hand
wordt gesproken.
In de Bijbel vinden we namelijk heel veel over de krachtige, zegenende
rechterhand van God. Bijvoorbeeld in Psalm 98: 1-2, waar staat:
Een psalm. Zingt voor JaHUaH een nieuw lied;
want Hij heeft wonderen gedaan; Zijn rechterhand, en Zijn heilige
arm, heeft Hem heil/ verlossing gegeven. JaHUaH heeft Zijn
Heil [Jeshu‘ah] bekend gemaakt; Hij heeft Zijn gerechtigheid
geopenbaard voor de ogen van de volken.
(Vergelijk Lucas 2: 30 en 3: 6.)
En in het Nieuwe Testament sprak Petrus (Handelingen 5: 31 (HSV)):
Deze Jezus heeft God door Zijn rechterhand
verhoogd tot een Vorst en Zaligmaker, om Israël bekering te geven en
vergeving van zonden.
God’s rechterhand brengt heil, heling, verlossing door te voorzien
in De Weg tot vergeving van zonden: Jashu‘ah, in Wie al de volheid van God
lichamelijk woont (Colossenzen 2: 9; 1: 19).
Aan de christenen te Rome schreef Paulus (15: 9
(HSV)):
En ik weet dat ik, als ik naar u toe kom, met de
volle zegen van het Evangelie van Christus zal komen.
Wat dus blijkt, is dit: de zegenende rechterhand van God brengt heil en
heelheid. Door Zijn zegen wordt alles helemaal áf; compleet, rijp,
volwassen, héél. En dat gebeurt via Jezus Christus. Ik vind het daarom treffend dat er nog een wat langere variant van de
schrijfwijze van dit woord kol was: כּוֹל; in de oude vorm:   . Hier zat er dus nog een wav = tentpin, als verbinding
tussen de andere twee letters in; dit is te interpreteren als: de zegenende
hand verbonden met de Herder; maar men kan ook denken aan de pinnen
of spijkers die door Jezus’ handen of polsen zijn gegaan toen Hij aan
het kruis werd genageld. Dat kruis ( ), dat als laatste letter in het oude aleph-beth ook al
die connotatie had van voltooiing... Mogelijk had de schrijver aan de Hebreeën (12: 2) ook dit woord in zijn achterhoofd, toen hij Jezus “de Leidsman en Voleinder van ons geloof”
noemde...
Op dit kleine en toch zo grote woord kol zijn diverse andere
Hebreeuwse woorden gebaseerd, zoals:
- כָּלָה
- kālāh [3615,-7] en כָּלַל - kālal (kelal in het Aramees) [3634-6] –
voltooien, voltooiing, compleet,
- כַּלָּה - kallāh
[3618] – bruid (als zijnde een vrouw die voltooid/ volwassen/
volledig voorbereid is, klaar om het huwelijk in
te gaan, en daarmee haar man en het gezin van diens ouders meer compleet
maakt),
- כֶּלַח -
kelach [3624] –
(lijfelijke; qua weefsel)
volwassenheid, op volle sterkte zijn,
- כְּלִי -
keli [3628] – werktuig, gebruiksvoorwerp, artikel,
vat, wapen, juweel/sieraad (maakt je hand a.h.w. meer
compleet);
- כָּלִיל - kālil
[3632] – geheel,
- מִכלָל -
miklal / miklul [4359-60] – volmaaktheid, schoonheid; iets dat heel gerijpt of vol-maakt is.
Elk hiervan zegt iets over de notie die dat basis-woordje kol
vertegenwoordigde. Deze notie zegt dat God door Zijn zegenende hand alles
tot volheid brengt. Ik zie dit in de hele Bijbel terugkomen. Onder andere in
passages, woorden en begrippen die met volmaaktheid te maken hebben.
Wij, westerlingen, denken bij volmaaktheid vaak vooral aan perfectie in
termen van hoe iets of iemand eruit ziet, of dat iets precies zo werkt als
wij willen. Het Bijbelse begrip is veel meer relationeel – dat iemand tot heelheid komt in de relatie met God en onder
Zijn zegenende hand.
Ik denk dan onder andere aan wat Paulus en Johannes schreven:
En Hij heeft zowel apostelen als profeten gegeven,
zowel evangelisten als herders en leraars, om de heiligen toe te rusten tot
dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus, totdat wij allen
de eenheid van het geloof en van de volle kennis van de Zoon Gods bereikt
hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid
van Christus. Dan zijn wij niet meer onmondig, op en neder, heen en weer
geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer, door het valse spel van
mensen, in hun sluwheid, die tot dwaling verleidt, maar dan groeien wij, ons
aan de waarheid houdende, in liefde in elk opzicht naar Hem toe, die
het Hoofd is, Christus. Efeze 4: 11-15
En deze dingen schrijven wij, opdat onze blijdschap
volkomen zij. En dit is de verkondiging, die wij van Hem gehoord
hebben en u verkondigen: God is licht en in Hem is in het geheel geen
duisternis. ... Mijn kinderkens, dit schrijf ik u, opdat gij niet tot zonde komt. En als
iemand gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak bij de Vader, Jezus
Christus, de rechtvaardige; en Hij is een verzoening voor onze zonden en niet
alleen voor de onze, maar ook voor die van de gehele wereld. En
hieraan onderkennen wij, dat wij Hem kennen: indien wij zijn geboden
bewaren. Wie zegt: Ik ken Hem, en zijn geboden niet bewaart, is een leugenaar
en in die is de waarheid niet; maar wie zijn woord bewaart, in die is
waarlijk de liefde Gods volmaakt [i.e.
volwassen geworden, als onder Gods zegenende hand2]. Hieraan onderkennen
wij, dat wij in Hem zijn. Wie zegt, dat hij in Hem blijft, behoort ook zelf
zo te wandelen, als Hij gewandeld heeft. Geliefden, ik schrijf u geen nieuw
gebod, maar een oud gebod, dat u vanaf het begin gehad hebt. Dit oude gebod
is het woord, dat u gehoord hebt.
1 Johannes 1: 4-5; 2: 1-7
Die zegenende hand is ook de hand van gezag. De zegen is gekoppeld aan
vertrouwen van de gezegende in Degene Die zegent. Het is nodig dat wij Gods
gezag erkennen, om te komen tot de volheid die God voor ons bedoeld heeft.
Wat wij dus vooral mogen nastreven, is deze zegen van God – ons in
Christus meegedeeld – ook werkelijk volledig te ontvangen, zodat we
groeien naar die vol-wassen, vol-groeide toestand.
Hiermee kom ik in de buurt van de theologie van de Amerikaanse voorganger
John Piper, die zegt dat we het beste tot ons doel komen als we ten
volle leren te genieten van Gods genade en zegen. Want:
U maakt mij het levenspad bekend; overvloed van
vreugde is bij Uw aangezicht, liefelijkheid is in Uw rechterhand, voor
eeuwig. Psalm 16: 11
En:
Immers, uit Zijn volheid hebben wij allen
ontvangen, en wel genade op genade.
Johannes 1: 16
Vandaar dat Paulus aan de gemeente te Efeze schrijft:
Daarom houd ook ik, gehoord hebbende van uw geloof
in de Here Jezus en van uw liefde tot al de heiligen, niet op te danken, u
gedenkende bij mijn gebeden, opdat de God van onze Here Jezus Christus, de
Vader der heerlijkheid, u geve de Geest van wijsheid en van
openbaring om Hem recht te kennen: verlichte ogen van uw harten, zodat u
weet, welke hoop Zijn roeping wekt, hoe rijk de heerlijkheid is van Zijn
erfenis bij de heiligen, en hoe overweldigend groot Zijn kracht is aan
ons, die geloven, naar de werking van de sterkte van Zijn macht, die Hij heeft
gewrocht in Christus, door Hem uit de doden op te wekken en Hem te zetten
aan Zijn rechterhand in de hemelse gewesten, boven alle overheid en
macht en kracht en heerschappij en alle naam, die genoemd wordt niet alleen
in deze, maar ook in de toekomende eeuw. En Hij heeft alles onder Zijn voeten
gesteld en Hem als Hoofd boven al wat is, gegeven aan de Gemeente, die Zijn
lichaam is, vervuld met Hem, Die alles in allen volmaakt.
Efeze 1: 15-23; zie ook: Efeze 3: 14-21
Noten
1 |
Meer informatie over het hier bedoelde oude Semitische
schrift in: André H. Roosma, ‘De geschreven taal van Abraham, Mozes en David
– Pictografische wortels en basisnoties in de structuur van het
vroeg-Bijbelse schrift’ , Hallelu-JaH! levend werkdocument
over het oude Semitische en Paleo-Hebreeuwse schrift, januari 2011 (wordt regelmatig bijgewerkt). |
2 |
Het Griekse woord teleioo dat Johannes hier
gebruikt is het equivalent van het Hebreeuwse kālāh /
kālal. Het drukt ook het volgroeid zijn uit. Hetzelfde geldt voor
pleroo, gebruikt als aanduiding dat hun blijdschap
‘volkomen’ zij. Het woord holos dat vertaald is met
‘gehele’ als adjectief bij wereld, is equivalent met het
Hebreeuwse basis-woord kol. |
Zie ook: David Wilkerson, Obtaining the Fullness
of the Blessing of Christ, World Challenge, February 3, 2003.
Bert Kroek
Inderdaad fascinerend André! Wat een perspectief,
nu in dit leven! God die met Zijn volle zegen naar mij toekomt. Ik moet hierbij denken aan de Egyptische afbeelding voor de God Aton (de God
van Jozef): De zegenende zon waarbij de zonnestralen handen hebben. Mijn God
werkt! Hij bewerkt!
Spannend is wel hoe ik deel krijg aan deze zegen. Ik wordt er steeds weer
bij bepaald in de Bijbel dat deze niet onvoorwaardelijk is.
Ik merk dat ik als het gaat om het begrip alles/geheel ook bepaald wordt
bij begrippen uit oosterse religies. Zou het zo kunnen zijn dat de rijkdom
en diepte van dat "alles" teloor is gegaan in het griekse
rationele/dualistische denken? Bedankt voor deze mooie studie!
André
Harteijk bedankt, Bert, Ja, het is en blijft
fascinerend! Door geloof in Jezus, in wat Hij voor ons gedaan heeft,
krijgen we deel aan die overvloed van God. Dat is iets om elke dag weer
opnieuw bij stil te staan en je toe te eigenen. Met één detail in wat je
schrijft heb ik wat moeite. Ik ben benieuwd hoe jij dat precies ziet. Ik
geloof dat JaHUaH - de God van de Bijbel - de God van Jozef was. In
de verhalen over de Egyptische goden zitten hier en daar elementen die
overgenomen zijn - nageaapt - van de ene ware God, maar ze zijn Hem
niet... Soms denk ik: in hun godsbesef hadden ze mogelijk nog iets
overgehouden van de ware God Die hun verre voorouders nog gekend hadden. De
God van Noach, Sem, Abraham, Izaak en Jakob, Die ook de God van Jozef was,
was en is inderdaad een handelende God. Van de Egyptische afgoden kon dat
niet gezegd worden. Wel laten die nageaapte/overgebleven elementen
inderdaad iets zien van een rijke symboliek en dergelijke, die wij hier in het
Grieks denkende westen inderdaad grotendeels zijn kwijtgeraakt.
|