Het schrift ging alvast vooruit
Hoe JaHUaH de weg bereidde voor het Evangelie in Griekenland
en Rome al in de tijd toen Isra’el van Hem afweek Deel III.
André H. Roosma 15 oktober 2015
In Deel I van dit artikel, vertelde ik het verhaal over het ontstaan van
ons (Latijnse) schrift; hoe de oorsprong ervan
gevonden kan worden in het oude West-Semitische (ook
bekend als Canaänitisch of Sinaïtisch) schrift dat Mozes gebruikte
toen hij de Torah schreef.1 Ik gaf uitdrukking aan mijn
verwondering en ontzag over de observatie dat God zorgde dat de Grieken
en daarna de Romeinen het met wat kleine aanpassingen overnamen, in de
tijd waarin de noordelijke Israëlieten respectievelijk de Joden in
ballingschap gingen. En dat dit schrift en het uitgebreide Romeinse rijk de
verspreiding van het Evangelie op een enorme wijze ondersteunden, alsmede de
verspreiding van de overige nieuwtestamentische geschriften...
Hier een vervolg op Deel II van de bespreking van de serie letters van het
’aleph-bet zo Mozes dat gebruikte en hoe ze overgenomen
werden in de Griekse en in de Romeinse - dat is: Latijns sprekende -
wereld. En daarna zal ik dit driedelige artikel beëindigen met een aantal
concluderende opmerkingen.
De ontwikkeling van de lettertekens (vervolg)
De letters van het oude schrift van Isra’el (bovenste rij in elke afbeelding) stonden aan de basis van onze
(Latijnse) letters (linksonder), en van het Keizerlijk Aramees van de zesde en vijfde eeuw
voor Christus, waaruit de letters van het Hebreeuwse vierkantschrift (rechtsonder) werden overgenomen.
Het volgende symbool van het oude Semitische schrift uit de tijd van de
Aartsvaders en Mosheh (linksboven en -midden tonen twee
varianten) was een plaatje van een (lucht)opening tussen twee stukken
tentdoek. Het symbool representeerde elk soort opening en de notie van
luchtstroming (merk op dat in het Hebreeuws de
primaire opening van het menselijk lichaam - de ’aph -
niet de mond is maar de neus; de mond - peh - is letterlijk de opening
waarmee we ontzag, aanbidding en vreugde uitdrukken). In het vroege Paleo-Hebreeuws (rechtsboven)
raakte dit symbool wat veranderd door de manier waarop het met de hand
- met pen en inkt - geschreven werd als één pennenstreek. De Grieken
vereenvoudigden een oude vorm en maakten de twee streepjes ervan recht om
hun pi Π te vormen; de Romeinen
namen meer van de Paleo-Hebreeuwse vorm over, spiegelden deze en sloten
het rechterdeel om de P te vormen. De Arameeërs veranderden het symbool wat en creëerden een speciale sluit-
versie. Deze lijkt wat op de Latijnse P (gespiegeld, natuurlijk), maar welke richting deze beïnvloeding op
ging, is niet helemaal duidelijk.
De tsade van het oude Semitische schrift was een plaatje van een
plant als graan, riet of papyrus. Deze planten hebben een speciale wijze van
groeien (recht omhoog, zonder bochten, kronkels of
zijtakken); daardoor stond dit symbool ook dat idee van recht omhoog
en oprechtheid in leven of in groei. Via de papyrus symboliseerde het ook
het eruit persen van water (nodig om er papier van te
maken). In het vroege Paleo-Hebreeuws veranderde dit symbool weinig. Het
inspireerde de Grieken in eerste instantie in hun Ϡ of ϡ -
sampi, die echter later in onbruik raakte. De Romeinen namen hem niet
over. In het Aramees en het Hebreeuwse vierkantschrift, raakte dit symbool zo
veranderd dat het beeld van rechtop groeien zonder vertakkingen verloren
ging.
Het volgende symbool van het oude Semitische schrift is de qoph,
een afbeelding van de opkomende zon op de horizon, en representeerde noties
als: opkomen, groeien, rondgaan, licht. In het begin variëerde de stand
waarin hij werd getekend, later werd dat vooral vertikaal. De Grieken namen dit symbool recht-toe-recht-aan over in hun Ϙ, die ze qoppa noemden. Later raakte
deze in onbruik. De Romeinen namen hem over als de letter Q. In het Aramees veranderde de vorm van de letter weinig en bleef bijna
net zo herkenbaar als onze Latijnse Q (gespiegeld).
Het volgende symbool van het oude Semitische schrift was een afbeelding
van het hoofd van een man; lokale versies verschillen naar de plaatselijke
visie. Dit symbool beeldde letterlijk een hoofd-persoon uit: een
hooggeplaatste of God Zelf. Opvallend is dat in de Sinaï inscripties
gevonden zijn waarbij de achterzijde van een hoofd is afgebeeld –
geheel in lijn met Exodus 33: 20-23. In het Paleo-Hebreeuws werd dit symbool
al aanzienlijk vereenvoudigd – tot een lage driehoek met een poot aan
de rechterzijde; dus vrijwel onherkenbaar. De Grieken adopteerden deze latere variant en rondden de driehoek af
in hun rho: Ρ. De Romeinen
kopiëerden deze maar voegden een extra lijntje toe om hem te laten
verschillen van hun P: R. In het Aramees werd de vorm van de letter verder vereenvoudigd vanuit de
Paleo vorm (vergelijk onze kleine r, gespiegeld!).
Eén van de meest mysterieuze letters in het oude Semitische schrift was
de shin of shad. We weten nog niet 100% zeker wat de
verschillende oorspronkelijke versies weergaven. Waarschijnlijk
gaat het hier om twee symbolen/letters die later vermengd raakten. Eén
daarvan representeerde dan waarschijnlijk een paar moederlijke borsten, een
andere misschien een stel koe-hoorns. Vaak staat het symbool voor een bron
of de notie van uitpuilen, opkomen/-wellen of naar voren komen. De Grieken adopteerden een van de originele symbolen tamelijk
recht-toe-recht-aan, als de sigma: Σ. De Romeinen veranderden de oriëntatie van de onderste helft om de S
te vormen. In het Aramees raakte de vorm van de letter iets veranderd. Ergens in de
geschiedenis raakte hij ook in gebruik voor de sin.
De oude letter tav stelde een houten kruis voor. Het symboliseerde
de voltooiing ergens van, een willekeurige complexe constructie en ook
een handtekening (vergelijk het oude gebruik
bij ons om iemand die niet kon schrijven als handtekening een kruisje te
laten zetten). In het Paleo-Hebreeuws werd het symbool wegens
schrijfgemak 45 graden gedraaid. De Grieken adopteerden de originele letter als hun tau: Τ, waaruit de Latijnse T vrij
natuurlijk ontstond. In het Aramees raakte de vorm van de letter onherkenbaar veranderd. Dit is
erg jammer want de Joden hadden het kruis van Jeshu‘ah waarschijnlijk eerder herkend als ze het oude
schrift hadden behouden, zoals ik liet zien in het artikel ‘Zijn Naam is Jezus / Jeshu‘ah
– over de heerlijke Naam van Gods Zoon’. In volle overeenstemming met zijn betekenis was de tav oorspronkelijk
de laatste letter van het West-Semitische ’aleph-bet. Dat hij in
het Latijnse alfabet die positie niet meer heeft, is alleen omdat de Romeinen
enkele letters pas later toevoegden (de U, V, W en Y als
tweede afgeleiden, naast de F, van de wav, de X omdat de S zijn
plaats had ingenomen, en de Z vanuit de zajin omdat die pas later werd
toegevoegd omdat hij eerst onnodig werd geacht, iets waarmee zelfs
Shakespeare het nog eens was: „Thou whoreson zed! thou unnecessary
letter!” uit: King Lear).
Zoals we zien, lijken onze Latijnse letters vaak beter op de oude Semitische
karakters dan de letters van het Hebreeuwse vierkantschrift dat was
afgeleid van wat internationaal bekend staat als het ‘Imperial
Aramaic’ - het schrift uit Babylon in de zesde tot vijfde eeuw voor
Christus. Een soortgelijke opmerking kan gemaakt worden over de broer van
het Latijnse schrift, het Cyrillische schrift zoals o.a. gebruikt in Rusland.
Concluderende opmerkingen
In dit driedelige artikel heb ik geïllustreerd hoe de Romeinse wereld het
Latijnse schrift grotendeels overnam van het schrift van de Bijbelse
aartsvaders dat Mozes ooit gebruikte om de Torah op te schrijven, de
eerste vijf boeken van de Bijbel. Dit Latijnse schrift (met zijn tweelingbroer, het Cyrillische schrift) werd het schrift dat
instrumenteel was in de wereld-wijde verspreiding van het glorierijke
Evangelie van Jeshu‘ah, de Gezalfde, in de
laatste 20 eeuwen. Alle onderzoek aan de basis hiervan is gefundeerd op de Bijbel en een aantal
feiten die we kennen uit de archeologie en goede historische analen. In de grootse context van Gods wegen door de wereldgeschiedenis, vind ik het
werkelijk ontzag- en verbazingwekkend hoe Hij het schrift dat Hij mogelijk al
aan Abraham had gegeven,2 naar de Westerse wereld (heel Europa, inclusief Rusland) bracht, zodat zo’n driekwart
millennium later het Evangelie van Jeshu‘ah,
de Gezalfde, veel gemakkelijker verspreid kon worden. De observatie dat de
verspreiding van het schrift in het bijzonder plaatsvond in perioden waarin
het volk Isra’el JaHUaH, hun God, verlieten, maakt het allemaal
nog des te opmerkelijker. Ik zie hier een relatie met die woorden van de
apostel Paulus (Romeinen 11:7-11):
„Wat dan? Hetgeen Israël najaagt, heeft
het niet verkregen. De uitverkorenen hebben het verkregen, maar de
overigen zijn verhard, zoals geschreven staat: “God gaf hun een geest
van diepe slaap, ogen om niet te zien en oren om niet te horen, tot de dag
van heden.” En David zegt: “hun tafel worde tot een strik en een
net, en tot een aanstoot en vergelding voor hen. Laten hun ogen verduisterd
worden, zodat zij niet zien, en doe hun rug voorgoed zich krommen.” Ik
vraag dan: zij zijn toch niet zo gestruikeld, dat zij wel vallen moesten?
Volstrekt niet! Maar door hun afwijken is het heil tot de heidenen
gekomen, om hen tot naijver op te wekken.”
In de periode waarin het echte Leven en Shalom uit Jeru-shalem wegsijpelde
(merk op hoe Jeshu‘ah
weende over deze stad, die bekend was geworden wegens het vermoorden van
Gods profeten - Lukas 19:41-44; vgl. ook Opb.11:8 voor de bijnamen die God
gebruikt om het tegenwoordige Jerushalem te beschrijven), was God
al bezig om een nieuw deel van de mensheid, nieuwe volken voor te bereiden om
Zijn boodschap van Liefde, Genade en echt Leven verder te verspreiden –
naar de héle wereld.
En dat proces stopte niet, twee millennia geleden! Zelfs in de laatste paar
eeuwen waren er veel landen en volken waarvan de talen nooit op schrift
gesteld waren, waar zendelingen vanuit het Westen de allereersten waren die
de taal bestudeerden en in dit schrift op gingen schrijven – dit
schrift dat zo’n opmerkelijke achtergrond heeft. Ze deden dat, om het
heerlijke Evangelie aan deze mensen te kunnen doorgeven en hen in de
gelegenheid te stellen te lezen en de Bijbel zelf te bestuderen...
Zoals ik in de introductie opmerkte, was het volk Isra’el al
geroepen een priesterschap te vormen voor de natiën en JaHUaH over de
hele wereld bekend te maken. Maar na Salomo weigerden ze in het algemeen dat
ook te doen. De apostel Paulus merkte op dat in de eerste eeuw, de Joden
vaak de prediking van het Evangelie aan andere volken hinderden (1 Thes. 2: 14-16; vgl. Hand. 17: 13; 13: 50; 14: 19; 17: 5;
18: 12; 21: 27-31). Vergelijk ook de gelijkenissen die Jeshu‘ah vertelde over de rebellerende
dienstknechten en de dienstknecht die de hem toevertrouwde schat
verborg, en hun latere lot (Lukas 19: 11-27; Mat. 21:
32-45 - merk op dat de overpriesters en de Farizeeërs - de grondleggers
van het modern rabbijnse jodendom - herkenden dat Hij het hier over hen had;
en Mat. 25: 14-31).
Wanneer we de tijdlijn van de christelijke zending over de laatste 20 eeuwen in
detail bestuderen, zien we dat er perioden waren van versnelling en
perioden waarin de verspreiding van het Evangelie niet zo snel ging.
Maar gedurende alle eeuwen was er vooruitgang. De gemeenschap van de volgers
van Jeshu‘ah liet zich nooit helemaal het
zwijgen opleggen. En overal waar het Evangelie ging, ging een schrift dat
afgeleid was van het schrift van de Bijbelse aartsvaders, ermee samen.3
En dat maakte de geschreven communicatie en verspreiding mogelijk van die
grootse Evangelie-boodschap van God JaHUaH en Zijn heerlijke Genade en
Liefde, en het Leven dat Hij ons wil geven. Laten we Hem de eer en glorie
geven die Hem toekomt voor Zijn machtige wegen met heel de mensheid door heel
de wereldgeschiedenis heen!
Hallelu JaH !
Noten
1 |
Meer informatie over het hier bedoelde vroeg-Bijbelse
pictografische schrift in: André H. Roosma, ‘De geschreven taal van Abraham, Mozes en
David – Pictografische wortels en basisnoties in de structuur van
het vroeg-Bijbelse schrift’ , Hallelu-JaH!
werkdocument over het oude Semitische en Paleo-Hebreeuwse schrift, januari
2011. |
2 |
Al de vroegste vondsten van dit schrift zijn gevonden
in streken die Abraham bezocht heeft (van het noorden van Syrië tot Egypte);
alle latere sporen zijn gevonden op plaatsen waar de nakomelingen van
Isra’el in die bepaalde tijd verkeerden (Egypte rond 1800-1600 BC, Israël
1500-1100; en daarna het ervan afgeleide Paleo-Hebreeuwse schrift, met nauw
gerelateerde zuster schriften vooral in gebieden onder sterke invloed van
Isra’el in de tijd van David). |
3 |
De Encyclopedia of Christian Education (George Thomas Kurian, Mark
Lamport, Eds.; Vol.3, p. 380) merkt op (mijn vertaling): “De missionaire
activiteit van de vroege Middeleeuwen benadrukte vooral geletterdheid,
sowieso om de reden dat geletterdheid het lezen van de Bijbel bevorderde. In
sommige gevallen werden hele alfabetten of schrift-systemen door christelijke
zendelingen ontwikkeld, een diepe invloed achterlatend op de taal en patronen
van geletterdheid die vandaag nog zichtbaar zijn in het taalkundige framewerk
van Europa.” Hij vervolgt met een exposé over het Latijn als een
eerste taal van de kerk, vele eeuwen lang. Omniglot, de online encyclopedie van schrift-systemen & talen
zegt over het Xhosa, een van de officiële talen van Zuid Afrika en een lid van de
Bantu/Nguni taal-familie: “Een systeem voor het schrijven van Xhosa met
gebruik van het Latijnse alfabet werd ontwikkeld door christelijke zendelingen
gedurende de vroege 19de eeuw.” In Biblical Translations of Early Missionaries in East and
Central Africa. I. Translations into Swahili, (Asian and African
Studies, 15, 2006, 1, p.80-89), stelt de auteur, Viera
Pawliková-Vilhanová: “In het proces van de vorming en ontwikkeling
van Afrikaanse literatuur-varianten in het Latijnse schrift begon met de
activiteiten van de christelijke zending; Swahili literatuur, net als
de literatuur in een aantal andere Afrikaanse talen met lange geschreven
tradities, zoals Hausa of Fula nemen een specifieke plaats in. In bijna alle
regios van Afrika onder de Sahara en buiten de invloed van de Islam, zijn
Afrikanen in de geschreven literatuur geïntroduceerd door christelijke
propaganda, de allereerste boeken in hun eigen Afrikaanse taal werden
gemaakt om het christelijke doel te bevorderen.” Zelfs in Groot Britannië is het Latijnse schrift geïntroduceerd via
christelijke zendelingen. Zoals de Engelstalige Wikipedia pagina over
Het Oud-Engelse Latijnse alfabet
zegt: “Oud-Engels werd eerst geschreven in runen (futhorc) maar
verschoof naar het (minuscule) half-uncial schrift van het Latijnse alfabet,
geïntroduceerd door Ierse christelijke zendelingen vanaf ongeveer de
9de eeuw.” En zelfs het eerdere futhorc runen schrift had zijn wortels in
het Etruskische schrift, en dus: in het oude schrift van de Bijbel! |
|