Zijn Naam is Jezus / Jeshu‘ah over de heerlijke Naam van Gods
Zoon
André H. Roosma 27 maart 2012
... je zult
Hem de naam Jezus geven; want Hij is het Die Zijn volk zal redden van hun
zonden. Mattit-Jahu (Mattheus) 1: 21b (NBG)
De bovenstaande zin is een vertaling van een zin die destijds werd
uitgesproken door een engel van de hoogste God, JaHUaH1, tegenover Jozef, de menselijke vader van Jezus.
De logica in deze zin is voor ons uit deze vertaling niet direct duidelijk.
Wat heeft de naam Jezus te maken met het redden
van Zijn volk van hun zonden?
Voor een antwoord op deze vraag moeten we naar het Hebreeuws.
In het Hebreeuws dat de Engel tegenover Jozef gesproken zal hebben, was hier
geen sprake van ‘Jezus’ maar van Jeshu‘ah [Je-shoe-ah], of een variant daarvan, zoals
Jahushu‘a [Ja-hoe-shoe-a].
In de tijd van de Bijbel hadden namen betekenis. De naam van iemand stond
voor wie hij was, qua omstandigheden, karakter, en/of levensdoel. Het is dus
goed, hier wat nadere aandacht aan te besteden. Deze Naam Jeshu‘ah (en alle varianten hiervan) kwam in het Eerste Testament
van de Bijbel veel voor. Daar komen we verschillende varianten tegen van deze
Naam, Die in het Tweede Testament in het Grieks weergegeven is als Ἰησοῦς -
Iesous. Hieronder heb ik de meest voorkomende basis-varianten uit het
Hebreeuwse Eerste Testament even op een rijtje gezet:
- יְהוֹשׁוַּע
of יְהוֹשֻׁעַ
[H3091] - traditioneel:
Jehoshu‘a of Jehoshua‘. Dit is de Hebreeuwse naam, onder andere van Jozua,
de zoon van Nun, en van de hogepriester Josua ten tijde van de profeet
Zakhar-Jahu (Zacharia).
Deze Naam is afgeleid van een combinatie van Gods Eigen Naam JaHUaH1 en een vorm van het werkwoord
יָשַׁע -
jasha‘ - vrij zijn, redden, verlossen, bevrijden.2
Hij betekent: ‘JaHUaH redt’. Deze Naam
wordt daarom ook wel uitgesproken en geschreven als: Jahu-shu‘a [Ja-hoe-shoe-ah]. (Deze variant zien we als naam van de vroege
leider Jozua in: Exodus 17: 9-14; Jahu-shu‘a 1: 1, 10, 12, 16; 2: 1,
23-24; 3: 1, 5-7, 9-10; 4: 1, 4-5, 8-10, 14-15, 17, 20; etc.
- 24: 1-2, 19, 21-22, 24-29, 31; en als naam van de latere priester Josua in
Zakhar-Jahu 3: 1, 3, 6, 8-9; 6: 11.)
- Een kortere variant: יֵשׁוּעַ [H3442] - Jéshu‘a (of יֵשׁוַּע
- Jéshua‘) [Jé-shoe-a] - ‘Hij zal redden’.
(Deze vorm zien we o.a. in Nechem-Jah (Nehemia) 3: 19; 7: 7, 11, 39, 43;
12: 1, 7-8, 10, 24, 26.)
- יְשׁוּעָה [H3444] - Jeshu‘áh [J'-shoe-ah].
Dit is het woord dat van alle varianten het meest in het Eerste Testament
voorkomt en vaak met ‘heil’ of ‘redding’ wordt
vertaald.
(Deze variant komt o.a. zeer vaak voor
in de Psalmen - bijv. 3: 8; 35: 3, 9; 62: 1, 2, 6; 91: 16; 98: 2, 3; 118: 14,
15, 21; 119: 123, 155, 166, 174; en in Jesha-Jahu (Jesaja) 12: 2-3; 25: 9; 26: 1; 33: 2, 6; 49: 6, 8; 51: 6, 8; 52: 7,
10; 56: 1; 59: 11, 17; 60: 18; 62: 1.)5
De eerste twee hiervan worden in the Septuagint vertegenwoordigd door de
Griekse naam Ἰησοῦς - Iesous of
Ιησου - Iesou,
normaliter in de meeste Nederlandse Nieuw Testamentische teksten vertaald
als: ‘Jezus’. De Griekse versie van Mattit-Yahu 1: 21 gebruikte voor het werkwoord
‘redden’: σώζω - sozo. Dit werkwoord is ook de basis van de Griekse zelfstandig
naamwoorden σωτήρ -
soter - redder, verlosser; en σωτηρία - soteria -
verlossing, redding, heil. En dit zijn de Septuagint versies van het
Hebreeuwse Jeshu‘ah - de derde
variant hierboven; op zich al genoeg reden om deze variant ook op te nemen.
Met deze achtergrond wordt de aankondiging van de engel tegenover Jozef
al een enorm stuk duidelijker. De Naam Jeshu‘ah geeft weer dat Hij JaHUaH
was Die naar ons toekwam om ons te redden.
En er is nog meer. Het wordt allemaal nog mooier, als we wat verder terug
gaan in de tijd en kijken naar hoe de bovenstaande Hebreeuwse woorden in
het Eerste Testament precies voorkomen. Het oudste pre-Hebreeuwse
schrift (waarin een groot deel van het Eerste Testament
oorspronkelijk is geschreven) was een plaatjesschrift.3
Daarin stond er (lees van rechts naar links):
    .
Deze symbolen staan achtereenvolgens voor: - een arm met open hand: Hij (God) geeft; - een paar moederlijke borsten,
een bron; - een tentharing: zekerheid,
veiligheid, verbondenheid; - een oog, zien; - een
aanbiddende, vierende figuur: aanbidding, vreugde. Gezamenlijk staat er dan: God geeft
een bron van zekerheid/veiligheid & verbondenheid te zien,
om met vreugde Hem te kunnen aanbidden. Of, in een van de kortste vormen: Jeshu‘ah -    –
God geeft een bron van zekerheid/veiligheid &
verbondenheid te zien; in die tijd de manier om aan te geven:
Hij redt.
In het Eerste Testament zien we diverse grammaticale varianten van deze
mooie Naam.
Een van de eersten daarvan is bij Jakob (gezien de
letters in zijn Hebreeuwse naam schrijven we beter: Ja‘aqobh, waarbij de bh een zachte b is die ongeveer als
onze v wordt uitgesproken). Sinds God had laten merken dat Hij niet
blij was over hoe Ja‘aqobh zijn eigen zin
had doorgedrukt in de keuze van een levenspartner, had Ja‘aqobh nooit meer God bij Zijn glorierijke Naam genoemd.
Pas aan het eind van zijn leven, als hij zijn twaalf zoons zegent, roept
Ja‘aqobh nog één maal God bij
Zijn glorierijke Naam aan, en zegt:
„... Op Uw heil
[     - Jeshu‘atkha - Jeshu‘a ’s kruis-teken waarmee Hij ons zegent] wacht ik,
JaHUaH...”
Genesis 49: 18
Door het zegenen van zijn twaalf zoons, werd Ja‘aqobh erbij bepaald dat de bron van redding en zegen alleen in JaHUaH te vinden is, en hij sprak dat toen ook
uit.
In Exodus 14 is het volk Israël in een zeer benarde positie met
de rode zee voor zich en een boze Egyptische Farao met een leger achter zich.
Ze protesteren tegen Mozes.
Maar Mozes zei tot het volk: Vreest niet, houdt
stand, dan zult u de verlossing [    - Jeshu‘at - Jeshu‘a
’s (kruis-)teken; het teken dat JaHUaH redt] van JaHUaH zien, die Hij u heden bereiden zal;
... Exodus 14: 13a
Wanneer JaHUaH hen dan even later
inderdaad gered heeft door voor hen een pad door de zee te maken, en het
gevaarlijke Egyptische leger in de zee te laten verdrinken, zingt Mozes
met alle nakomelingen van Isra’el (Ja‘aqobh) een lof- en danklied aan JaHUaH:
Ik wil JaHUaH
zingen, want Hij is hoog verheven, het paard en zijn ruiter stortte Hij in
de zee. JaHUaH is mijn kracht en mijn
psalm, Hij is mij tot heil [    - Jeshu‘ah - vreugde over JaHUaH’s redding]
geweest. Hij is mijn God, Hem verheerlijk ik, de God van mijn vaders, Hem
prijs ik. JaHUaH is een krijgsheld;
JaHUaH is Zijn Naam. ...
Exodus 15: 1b-3
De Psalmist zegt ergens:
Laten in U jubelen en zich verheugen allen die
U zoeken; laten wie Uw Heil [     - Teshu‘atekha - het zegen-teken van het kruis waarin redding is
(d.w.z. dat een bron van zekerheid laat zien)] liefhebben, bestendig
zeggen: JaHUaH is groot!
Psalm 40: 17
En God Zelf zegt elders tegen de Psalmist:
Met lengte van dagen zal Ik hem verzadigen,
en Ik zal hem Mijn Heil
[     - Jeshu‘ati - Jeshu‘a
’s kruis-teken dat Hij (mij) geeft] doen zien.
Psalm 91: 16
Dat Jeshu‘ah en de Torah niet op gespannen voet met elkaar staan, blijkt
wel in dit parallellisme in Psalm 119:
תָּאַבְתִּי
לִישׁוְּעָתְךָ
יְהוָה
וְתֹורָתְךָ
שַׁעֲשֻׁעָי
Naar Uw Heil
[     - Jeshu‘átkha
- Jeshu‘a ’s kruis-teken
waarmee Hij ons zegent] verlang ik, JaHUaH, Uw Torah is mijn
verlustiging. Psalm 119: 174
De profeet Jesha‘-Jahu4
(bij ons beter bekend als Jesaja) profeteert dat
er een tijd komt dat de mensen zullen zeggen:
Zie, God is mijn heil
[    
- Jeshu‘ati -
Jeshu‘a ’s kruis-teken dat Hij
(mij) geeft], ik vertrouw en vrees niet, want mijn sterkte en mijn
psalm is de Here JaHUaH, en Hij is mij tot
heil [    - Jeshu‘ah] geweest.
Jesha‘-Jahu (Jesaja) 12: 2
En elders:
JaHUaH heeft
Zijn heilige arm ontbloot voor de ogen van alle volken en alle einden der
aarde zullen zien het heil [   
- Jeshu‘at -
Jeshu‘a ’s kruis-teken]
van onze God.
Jesha‘-Jahu 52: 10
Opmerkelijk vind ik het aantal keren dat varianten van de Naam
Jeshu‘ah vermeld staan met een
kruisteken erin! Dit is iets dat in het latere Hebreeuws en in onze
vertalingen helaas totaal niet meer te herkennen is...
Een uitgebreide en waarschijnlijk de mooiste variant van Jeshu‘ah vinden we zoals gezegd in de
Hebreeuwse naam van Jozua/Josua: Jahu-shu‘a of Jeho-shu‘a -      - JaHUaH redt! In veel opzichten was Jozua een
soort voor-afbeelding van Jashu‘ah.4 De naam van de profeet Hoshé‘a (   ) is te zien als een verkorting
hiervan. Letterlijk is deze naam ook te lezen als ‘Redding door
Hem’.
Tegen de achtergrond van al het bovenstaande is het veel duidelijker
wat de oude Simeon zegt als hij Jezus (Jeshu‘ah) als baby in zijn armen heeft,
gegeven hoe hij naar Gods Heil; JaH’s
Jeshu‘ah had uitgezien:
En zie, er was een man te Jeruzalem, wiens naam
was Simeon, en deze man was rechtvaardig en vroom, en hij verwachtte de
vertroosting van Israël, en de Heilige Geest was op hem. En hem was door
de Heilige Geest een godsspraak gegeven, dat hij de dood niet zou zien,
eer hij de Christus des Heren [dat is: de Gezalfde van
JaHUaH] gezien had. En hij kwam door de Geest in de tempel. En
toen de ouders het kind Jezus [Jeshu‘ah] binnenbrachten om met Hem te doen
overeenkomstig de gewoonte der wet, nam ook hij Hem in zijn armen en hij
loofde God en zei: Nu laat Gij, Here [JaHUaH], Uw dienstknecht gaan in vrede, naar Uw Woord, want mijn ogen hebben
Uw Heil [Grieks: σωτήριον
σοῦ - soterion sou; dat is: JaH’s Jeshu‘ah] gezien,
dat [Die] Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle volken: Licht tot
openbaring voor de heidenen en Heerlijkheid voor Uw volk
Israël. Lukas 2: 25-32
Hallelu JaH !
Noten
1 |
De glorierijke Naam van God presenteer ik hier - zo goed
ik maar kan - vanuit het oudste Hebreeuwse origineel, in plaats van deze
grootse Persoonlijke Naam van de Allerhoogste te vervangen door een gewone
titel zoals ‘Heer’. Voor meer achtergrond hierover, zie: André H. Roosma, ‘Leven, veiligheid en
verbondenheid in blijde aanbidding, uit de hand van God’,
Hallelu-JaH! webartikel, januari 2011. —— ——, ‘Het Shema‘ – de Israëlische geloofsbelijdenis (1)’,
Hallelu-JaH! webartikel, 28 januari 2012. —— ——, ‘De wonderbare en liefelijke Naam van de God
Die er was, Die er is, en Die er zijn zal’ , uitgebreide
Accede!/Hallelu-JaH!
studie (ca. 90 p.), juli 2009. |
2 |
In het oude schrift is jasha‘/jesha‘:   – letterlijk: ‘Hij geeft een bron te
zien’. In een klimaat waar water zo schaars was, betekende een bron zien
dat er toch weer leven mogelijk was. Denk bijv. aan het verhaal van Hagar in
Genesis 21: 15-21. Vandaar dat deze notatie gebruikt werd voor ‘Hij
redt’. |
3 |
Meer informatie over het hier bedoelde oude
schrift in: André H. Roosma, ‘De geschreven taal van Abraham, Mozes en David –
Pictografische wortels en basisnoties in de structuur van het vroeg-Bijbelse
schrift’ , Hallelu-JaH! werkdocument over
het oude Semitische en Paleo-Hebreeuwse schrift, januari 2011. |
4 |
Merk op dat de namen Jesha‘-Jahu en Jahu-shu‘a/Jeho-shu‘a in feite vrijwel gelijk zijn; beide drukken uit dat JaHUaH redt. |
5 |
Een vierde variant is הוֹשֵׁעַ (H1954) - Hoshé‘a (vaak geschreven als: Hosea en voorkomend in het gelijknamige
Bijbel-boek); ‘bevrijder’/‘redder’. Dit was de
oorspronkelijke naam van Jahu-shu‘a/Jozua, de zoon van Nun (Numeri 13: 16). |
In hun Hebreeuwse vertalingen van het Nieuwe Testament
gebruiken zowel Delitzsch als Salkinson & Ginsburg de korte variant: יֵשׁוּעַ
- Jéshu‘a. Dit is een variant
en schrijfwijze die zeker te verdedigen is.
Tegenwoordig hechten veel christenen (o.a. Messiaanse)
eraan, de Naam van de Zoon van God op een Hebreeuwse wijze te schrijven en
uit te spreken. Hierboven heb ik aangegeven dat er niet één maar
minstens drie Hebreeuwse varianten zijn: Jahu-shu‘a [Ja-hoe-sjoe-ah], Jéshu‘a [Jé-shoe-a] en Jeshu‘áh [J'-shoe-ah]. Er is dus mijns inziens nog niet
zoiets als de enige juiste schrijfwijze en/of uitspraak vast te stellen.
Alle drie genoemde varianten blijven nog mogelijke varianten zolang
bijv. het Hebreeuwse origineel van het Evangelie van Mattit-Jahu
nog niet boven water is... Meestal schrijf ik hier
Jeshu‘ah - een van de meest voor de
hand liggende transliteraties van: יְשׁוּעָה; mede
op basis van Lucas 2: 30 - waar de oude Simeon zegt: „nu... mijn ogen
hebben Uw Heil gezien” - in het Hebreeuws:
hij had Gods Jeshu‘ah gezien.
Met het oog op de andere varianten, en wegens dat Simeon het over Gods, d.w.z.
JaHUaH’s Heil
heeft, is ook Jahu-shu‘a of Jah-shu‘a hier goed
verdedigbaar. In verband met die relatie met Jahu-shu‘a,
en daarvan met JaHUaH of JaH, is er ook wat voor te zeggen, om in plaats van de shewa‘ in Jeshu‘ah een chatef patach te schrijven: Jashu‘ah. Het gaat
hier per slot van rekening om JaH’s
redding/heil (gerelateerd aan Jahu-shu‘a), niet om
‘redding/heil’ in het algemeen. De Zoon kwam in de Naam van de
Vader (Jahu-chanan / Johannes 5: 43; 10: 25; 17: 6-12).
Over transliteratie en schrijfwijze gesproken: ongeacht
over welke variant het gaat, hecht ik wel aan transliteratie van de
‘ajin in deze Naam (meestal getranslitereerd
als: ‘ - een enkel linker aanhalingsteken, eigenlijk ʿ - een klein
links boogje). Want volgens de oude pictografische symbolen is deze
Naam: ‘Hij - JaHUaH - gaf de Bron van
verbondenheid/ zekerheid te zien’ (‘ajin/ajnu = = oog, zien). God geeft ons uitzicht en een hoopvolle
visie. Vandaar dat ik wel aan die letter in Zijn Naam hecht.
Dit is een vervolg op:
‘De Torah (1) Een serie wetten en regels?’,
deel (2)
Door het Eerste Testament heen,
deel (3)
Om te zoenen!,
deel (4)
Jezus / Jashu‘ah en de Torah,
deel (5)
Chag Shabhu‘ót / Het Weken- of Pinksterfeest,
deel (6)
De Tien Woorden – een bijzonder begin en
deel (7)
Jeshu‘ah en de 10 Woorden.
|