Psalm 115 De nietige afgoden vergeleken met JaHUaH, Die te prijzen is!
André H. Roosma 11 mei 2015
In deze Psalm laat de dichter het enorme contrast zien tussen de afgoden en
de God van Isra’el, JaHUaH.1 Hij doet dat, door van elk te
laten zien wat ze doen in de relatie met de mensen die hen aanbidden.
Hieronder de rijke tekst van deze bijzondere Psalm, de derde
van de Hallél Psalmen. Ik geef zowel het
Hebreeuwse origineel, als een nauwkeurige Nederlandse vertaling.
1 | Niet aan ons, JaHUaH; niet aan ons, maar aan Uw Naam geef glorie,
omwille van Uw goedertierenheid [of: Uw genade]
en Uw trouw [of: Uw waarheid]. |
לֹ֤א לָ֥נוּ יְהוָ֗ה לֹ֫א לָ֥נוּ כִּֽי־לְ֭שִׁמְךָ תֵּ֣ן כָּב֑וֹד עַל־חַ֝סְדְּךָ֗ עַל־אֲמִתֶּֽךָ׃ |
2 | Waarom zouden de volken zeggen: Waar is nu hun God? |
לָ֭מָּה יֹאמְר֣וּ הַגּוֹיִ֑ם אַיֵּה־נָ֝֗א אֱלֹהֵיהֶֽם׃ |
3 | Onze God is toch in de hemel, alles waar Hij plezier in heeft doet Hij. |
וֵֽאלֹהֵ֥ינוּ בַשָּׁמָ֑יִם כֹּ֭ל אֲשֶׁר־חָפֵ֣ץ עָשָֽׂה׃ |
4 | Hun afgoden van zilver en goud zijn het werk van mensenhanden; |
עֲֽ֭צַבֵּיהֶם כֶּ֣סֶף וְזָהָ֑ב מַ֝עֲשֵׂ֗ה יְדֵ֣י אָדָֽם׃ |
5 | Zij hebben een mond, maar spreken niet; zij hebben ogen, maar zien niet; |
פֶּֽה־לָ֭הֶם וְלֹ֣א יְדַבֵּ֑רוּ עֵינַ֥יִם לָ֝הֶ֗ם וְלֹ֣א יִרְאֽוּ׃ |
6 | Oren hebben zij, maar horen niet; zij hebben een neus, maar zij ruiken niet; |
אָזְנַ֣יִם לָ֭הֶם וְלֹ֣א יִשְׁמָ֑עוּ אַ֥ף לָ֝הֶ֗ם וְלֹ֣א יְרִיחֽוּן׃ |
7 | Hun handen hebben zij, maar tasten niet; hun voeten, maar gaan niet;
zij geven geen geluid met hun keel. |
יְדֵיהֶ֤ם וְלֹ֬א יְמִישׁ֗וּן רַ֭גְלֵיהֶם וְלֹ֣א יְהַלֵּ֑כוּ לֹֽא־יֶ֝הְגּ֗וּ בִּגְרוֹנָֽם׃ |
8 | Dat die hen maken net zo worden als zij; al wie op hen vertrouwt. |
כְּ֭מוֹהֶם יִהְי֣וּ עֹשֵׂיהֶ֑ם כֹּ֭ל אֲשֶׁר־בֹּטֵ֣חַ בָּהֶֽם׃ |
|
9 | Isra’el, vertrouw op JaHUaH; hun Hulp en hun Schild is Hij. |
יִ֭שְׂרָאֵל בְּטַ֣ח בַּיהוָ֑ה עֶזְרָ֖ם וּמָגִנָּ֣ם הֽוּא׃ |
10 | Huis van ’Aharon, vertrouw op JaHUaH; hun Hulp en hun Schild is Hij. |
בֵּ֣ית אַ֭הֲרֹן בִּטְח֣וּ בַיהוָ֑ה עֶזְרָ֖ם וּמָגִנָּ֣ם הֽוּא׃ |
11 | Wie ontzag hebben voor JaHUaH, vertrouw op JaHUaH;
hun Hulp en hun Schild is Hij. |
יִרְאֵ֣י יְ֭הוָה בִּטְח֣וּ בַיהוָ֑ה עֶזְרָ֖ם וּמָגִנָּ֣ם הֽוּא׃ |
12 | JaHUaH heeft aan ons gedacht, Hij zal zegenen; Hij zal het
huis van Isra’el zegenen, Hij zal het huis van ’Aharon zegenen. |
יְהוָה֮ זְכָרָ֪נוּ יְבָ֫רֵ֥ךְ יְ֭בָרֵךְ אֶת־בֵּ֣ית יִשְׂרָאֵ֑ל יְ֝בָרֵ֗ךְ אֶת־בֵּ֥ית אַהֲרֹֽן׃ |
13 | Hij zal zegenen, wie ontzag hebben voor JaHUaH, de kleinen met de groten. |
יְ֭בָרֵךְ יִרְאֵ֣י יְהוָ֑ה הַ֝קְּטַנִּ֗ים עִם־הַגְּדֹלִֽים׃ |
14 | JaHUaH zal (Zichzelf) nog meer toevoegen aan jullie; aan jullie en aan jullie nageslacht. |
יֹסֵ֣ף יְהוָ֣ה עֲלֵיכֶ֑ם עֲ֝לֵיכֶ֗ם וְעַל־בְּנֵיכֶֽם׃ |
15 | Jullie zijn door JaHUaH gezegend, Die de hemel en de aarde gemaakt heeft. |
בְּרוּכִ֣ים אַ֭תֶּם לַיהוָ֑ה עֹ֝שֵׂ֗ה שָׁמַ֥יִם וָאָֽרֶץ׃ |
16 | De hemel is de hemel van JaHUaH; en de aarde heeft Hij aan de
mensenkinderen gegeven. |
הַשָּׁמַ֣יִם שָׁ֭מַיִם לַיהוָ֑ה וְ֝הָאָ֗רֶץ נָתַ֥ן לִבְנֵי־אָדָֽם׃ |
17 | De doden zullen JaH niet prijzen, noch allen die in de stilte
neergedaald zijn. |
לֹ֣א הַ֭מֵּתִים יְהַֽלְלוּ־יָ֑הּ וְ֝לֹ֗א כָּל־יֹרְדֵ֥י דוּמָֽה׃ |
18 | Maar wij, wij zullen JaH prijzen [of: zegenen]
van nu aan tot in eeuwigheid. Hallelu JaH! |
וַאֲנַ֤חְנוּ נְבָ֘רֵ֤ךְ יָ֗הּ מֵֽעַתָּ֥ה וְעַד־עוֹלָ֗ם הַֽלְלוּ־יָֽהּ׃ |
Psalm 115
Vers 1 zet al gelijk de toon van deze Psalm. De dichter vraagt dat God
Zijn Eigen Naam, JaHUaH, eer en glorie (Hebr.:
kabhod) geeft. Jezus leerde Zijn discipelen vrijwel hetzelfde
te bidden: „Uw Naam worde geheiligd!”
Een berijmde versie van deze Psalm (nieuwe berijming
1973) begint zó:
„Niet ons, o HEER, niet ons zij eer gewijd, doch Uw voortdurende aanwezigheid, Uw trouw en Uw genade.”
Deze vrije vertaling vertaalt dus Gods Naam in Zijn voortdurende
aanwezigheid – en dat is wel een belangrijk aspect van Gods Naam.
De Naam JaHUaH geeft aan dat Hij er is en er altijd
zijn zal.1 En in Zijn aanwezig-zijn is Hij niet passief maar
actief betrokken. Hij luistert en Hij spreekt. Hij gaat met Isra’el
mee, waar ze ook zijn. In vers 2 en 3 bidt de dichter dat God Zich ook
zó laat kennen aan de volken rondom; al is Hij hier op aarde niet
lijfelijk zichtbaar, Hij is actief, en niet afstandelijk of in willekeur of
grilligheid, maar persoonlijk, weloverwogen en met vreugde!
Hoe God is doet de dichter denken aan het grote contrast met de afgoden
van de volken rondom Isra’el. Hen kun je dan wel zien, maar ze
luisteren niet, ze spreken niet, ze reageren helemaal nergens op. En de God
van Isra’el is, zoals we eerder zagen, een God vol van die twee Hebreeuwse begrippen:
chesed - goedertierenheid/genade en ’emet (of ’emunah) - trouw/ waarheid (vgl. ook Joh.1:14). Op zo’n God kun je vertrouwen.
Op Hem kun je aan! Dat is niet te zeggen van de erbarmelijke afgoden van de volken rondom.
In vier verzen wijdt hij uit over hen. In contrast met de God van Isra’el,
kunnen ze niet spreken, niet zien, niet horen, niet ruiken, niet tasten,
zich niet verplaatsen, ja, nog niet eens geluid maken. Als dat geen
demonstratie van totale machteloosheid is...
In de verzen 9 tot en met 18 gaat de dichter verder met gedenken hoe
de God van Isra’el is. Hierbij valt weer op hoe vaak de dichter Gods
heerlijke Naam JaHUaH noemt: maar liefst 12 keer, waarvan 3 keer
in de verkorte vorm JaH. Hij roept iedereen op om op Hem te
vertrouwen. Hij zal hen zegenen – dat volgt uit Zijn actieve
betrokkenheid en Zijn karakter!
Vers 14 wordt meestal vertaald in de zin dat JaHUaH de
Isra’elieten meer nageslacht zal geven. De gebruikte werkwoordsvorm
יֹסֵ֣ף - joséph kan inderdaad uitgelegd
worden als „Hij zal vermeerderen” of „Hij zal toevoegen”.
Het kan echter ook vertaald worden als „Hij zal Zichzelf toevoegen”
oftewel: „Hij zal Zich verbinden”, en dat sluit nog beter aan
op wat erop volgt: het עֲלֵיכֶ֑ם עֲ֝לֵיכֶ֗ם וְעַל־בְּנֵיכֶֽם
- ‘aleikhem ‘aleikhem ve-‘al-beneikhem - aan/met jullie; met jullie en met jullie nageslacht. In Zijn Naam
JaHUaH zit dat al: Hij wil bij de Zijnen zijn, Zich actief met hen
verbinden! Ook deze vertaling past dus heel goed in de context.
In het slot van deze Psalm realiseert de dichter zich waarom hij en
zijn volksgenoten, ja: alle mensen op aarde zijn: om JaHUaH te
prijzen. Hij is zeker onze lofprijs waard!
Hallelu JaH !
Noten
Vorige artikelen: ‘Psalm 92 – een loflied aan JaHUaH op
de shabbatdag’ (2015-05-06) ‘De veelzeggende Naam van God -
(12) In de zesde eeuw voor Christus door de Joden nog gewoon gebruikt’
(2015-05-01) ‘אָבִיב -
’Abhibh of נִיסָן - Nisan ?
– over de Hebreeuwse naam van deze maand’ (2015-04-10)
|