![]() | ![]() |
![]() |
31: 16 En JaHUaH zei tot Mosheh: „Zie, u zult slapen met uw vaderen; en dit volk zal opstaan, en nahoereren de goden van de vreemden van dat land, waar het naar toe gaat, temidden ervan; en het zal Mij verlaten en vernietigen Mijn verbond, dat Ik met hen gesloten heb. 17 Dan te dien dage zal Mijn toorn ertegen ontsteken, en Ik zal het verlaten, en Mijn aangezicht van hen verbergen, dat zij tot spijze zijn, en vele kwaden en benauwdheden zullen het treffen; dat het te dien dage zal zeggen: Hebben mij deze kwaden niet getroffen, omdat mijn God in het midden van mij niet is? 18 Ik dan zal Mijn aangezicht te dien dage geheel verbergen, om al het kwaad, dat het gedaan heeft; want het heeft zich gewend tot andere goden. 19 En nu, schrijven jullie dit lied, en leert het aan de nakomelingen van Isra’el; legt het in hun mond; opdat dit lied Mij ten getuige zij tegen de nakomelingen van Isra’el. 20 Want Ik zal dit volk inbrengen in het land, dat Ik zijn vaderen gezworen heb, vloeiende van melk en honig, en het zal eten, en verzadigd, en vet worden; dan zal het zich wenden tot andere goden, en hen dienen, en zij zullen Mij tergen, en Mijn verbond vernietigen. 21 En het zal geschieden, wanneer vele kwaden en benauwdheden het zullen treffen, dan zal dit lied voor zijn aangezicht antwoorden tot getuige; want het zal uit de mond van zijn zaad niet vergeten worden; omdat Ik weet zijn gedichtsel dat het heden maakt, vóór Ik het inbreng in het land, dat Ik gezworen heb. ...” Deuteronomium 31: 16-21 JaHUaH wil dit dus uitgesproken en opgeschreven hebben vóór Isra’el
het beloofde land in gaat, opdat het er staat als een getuigenis en ernstige
waarschuwing voor het volk van dat moment en alle volgende generaties. 1 „Neig uw oor, u hemelen, dan wil ik spreken, en de aarde hore naar de woorden van mijn mond. 2 Mijn leer druipe als regen, mijn rede druppele als dauw, als regenbuien op het jonge groen, en als regenstromen op het kruid; 3 want ik zal de Naam van JaHUaH uitroepen; geef grootheid aan onze God, 4 de Rots, Wiens werk volkomen is, omdat al Zijn wegen recht zijn; een God van trouw/waarheid, zonder onrecht, rechtvaardig en waarachtig is Hij. ...” Deuteronomium 32: 1-4 Mosheh roept hier de hemel en de aarde tot getuigen. Dat is taal van een verbondssluiting. Dat de hemel en de aarde tot getuigen worden geroepen betekent dat wat hij gaat zeggen betekenis heeft tot het einde der tijden! Hij spreekt zijn hoop uit dat zijn rede leven zal voortbrengen, zoals regenbuien dat in het Midden-Oosten kunnen doen. Daartoe roept hij in de eerste plaats de heerlijke Naam van God uit: JaHUaH!2 Als Hij er bij is, kan er leven en hoop komen in elke situatie. Deze heerlijke Naam zal hij in het vervolg van zijn lied nog zeven keer noemen! Vervolgens roept hij het volk op, om God groot te maken, omdat Hij dat waard is. Hij motiveert dit op basis van zeven opvallende aspecten van Gods Karakter:
Een opmerkelijk begin van Mosheh’s lied!
Ook David bezingt Gods grootheid in zijn lied, zoals we dat vinden in 2 Shamu’el 22 (vgl. Psalm 18). Lees i.h.b. vers 1-4 en vers 50: 1 David sprak tot JaHUaH de woorden van dit lied op de dag, dat JaHUaH hem verlost had uit de greep van al zijn vijanden en uit de greep van Saul: 2 Hij zei: „O, JaHUaH, mijn Steenrots (Hoogte), mijn Vesting en mijn Bevrijder, 3 Mijn God, de Rots, bij wie ik schuil, mijn Schild, Hoorn van mijn heil, mijn Burcht, mijn Toevlucht, mijn Verlosser, van geweld hebt U mij verlost. 4 Geloofd zij JaHUaH, roep ik uit, want van mijn vijanden ben ik verlost. . . . 50 Daarom loof ik U, JaHUaH, onder de volken en wil ik Uw Naam psalmzingen! . . .” David kende God JaHUaH in Zijn grootheid en genade! En Hij wilde
dat JaHUaH bekend en aanbeden werd onder alle volken. Mosheh moet helaas zijn rede over Isra’el als geheel in een heel andere toon vervolgen: 5 „Verderfelijk hebben tegen Hem gehandeld, die Zijn zonen niet zijn, maar een schandvlek, een verkeerd en vals geslacht. 6 Vergeldt u op deze wijze JaHUaH, u dwaas en onwijs volk? Is Hij niet uw Vader, Die u geschapen heeft, Die u gemaakt heeft en toebereid? 7 Gedenk aan de dagen van weleer, let op de jaren van geslacht na geslacht; vraag uw vader, dat hij het u meedele, uw oudsten, dat zij het u zeggen. 8 Toen de Allerhoogste aan de volken hun erfenis toedeelde, toen Hij de mensenkinderen van elkaar scheidde, heeft Hij de grenzen van de volken vastgesteld naar het aantal van de zonen van God.5 9 Want JaHUaH’s deel is Zijn volk, Ja‘aqobh het Hem toegemeten erfdeel. 10 Hij vond hem in een land van steppen, in een woest land van gehuil in de wildernis. Hij beschutte hem, lette op hem, bewaarde hem als Zijn oogappel. 11 Als een arend, die zijn broedsel opwekt, over zijn jongen zweeft, zijn wieken uitspreidt, er een opneemt en draagt op zijn vleugels, 12 zo heeft hem JaHUaH alleen geleid, en geen vreemde god stond hem terzijde. 13 Hij deed hem rijden over de hoogten der aarde, en eten de opbrengst van het veld; Hij deed hem honing zuigen uit de rots, en olie uit het keihard gesteente. 14 Boter van runderen en melk van kleinvee, met vet van lammeren; en rammen van Basan en bokken, met het vetste van de tarwe; en druivebloed dronk u, schuimende wijn. ...” Deuteronomium 32: 5-14 Het zijn woorden van pittige confrontatie, die Mosheh hier uit. Het is of
hij opkomt voor God, Die als Bruidegom verongelijkt is over het trouweloze
gedrag van Zijn bruid! 15 „Toen werd Jeshurun vet, en sloeg achteruit, vet werd u, dik en vet gemest, en hij verwierp God, Die hem gemaakt had, hij minachtte de Rots van zijn Heil. 16 Zij verwekten Hem tot naijver door vreemde goden, met gruwelen krenkten zij Hem; 17 zij offerden aan de boze geesten, die geen goden zijn, aan goden, die zij niet hebben gekend, nieuwe goden, die kort tevoren opgekomen waren, voor welke uw vaderen niet gehuiverd hadden. ...” Deuteronomium 32: 15-17 Door de enorme zegen van JaHUaH werd het volk vet en sloeg achteruit; het werd rebels. Het idee hier is dat van hoogmoed en eigengereidheid. Opvallend is dat Mosheh - of is het God Zelf? - hier de naam van Israël verandert in Jeshurun. De eerste drie letters hiervan (ישר) zijn vrijwel dezelfde als die van Israël, waarin ze staan voor ‘strijder’; bij Jeshurun voor ‘oprecht zijn’. Bij Israël volgt daarop אל - ’El - God, Jeshurun eindigt op ונ, wat te interpreteren is als ‘van ons’. Van een strijder van God werden ze een volk van hun eigen gerechtigheid... En ook in m’n eigen leven merk ik hoe dat op de loer ligt. Het gaat goed, je denkt: „het lukt me allemaal wel!” En je vergeet hoe afhankelijk je bent. Je vergeet dat er een God is en dat je Hem toebehoort. Je regelt je eigen dingetjes. Je hebt een fijne vriendenkring. Je koopt het huis dat je denkt dat je nodig hebt, de auto die je mooi vindt. En steeds minder houd je rekening met God en met wat Hij graag wil of mooi vindt. Je vergeet dat je gekocht en betaald bent met het kostbare bloed van Gods eigen Zoon. En je geeft Hem daar dus ook niet meer de dank en eer voor die Hem toekomt! Vreselijk is het, wanneer dat gebeurt! Een klap in het gezicht van God! Alsof dat nog niet ver genoeg gaat, staat er dan: [het volk] verwierp God... Voelt u trouwens de geladen toon, de ontzetting in deze perikoop? Ze konden
al generaties lang beter weten, maar ze wendden zich tot afgoden die nog nooit iets goeds voor hen gedaan hadden. Die boosheid is ook sterk voelbaar in wat volgt: 18 „De Rots, Die u verwekt heeft, hebt u veronachtzaamd, en vergeten de God, Die u heeft voortgebracht. 19 Toen JaHUaH dat zag, heeft Hij hen verworpen, omdat Hij gekrenkt was door Zijn zonen en dochteren; 20 Hij zei: Ik wil Mijn aangezicht voor hen verbergen en zien, wat hun einde wezen zal, want zij zijn een verkeerd geslacht, kinderen, die geen trouw kennen. 21 Zij verwekten Mij tot naijver door wat geen god is, zij krenkten Mij met hun ijdelheden. Daarom zal Ik hen tot naijver verwekken door wat geen natie is, door een dwaas volk zal Ik hen krenken. 22 Want een vuur is in Mijn toorn ontstoken, ...” Deuteronomium 32: 18-22 Dit is pittige taal! Waarom laat God via Mosheh deze pittige woorden klinken? Alleen om hen te waarschuwen! Hij wil niet dat het nodig is dat Hij Zijn aangezicht moet verbergen vanwege hoe ze Hem krenken... Wat mij opvalt, is dat er in feite staat dat ze zullen oogsten wat ze zaaien. Ze verwekten God tot jaloersheid, God zal hen jaloers maken. Hoe doet Hij dat? Via een dwaas volk. Zoals zij ándere goden - die geen goden waren - gingen dienen, gaat God een relatie aan met andere volken. Bij dat woord ‘dwaas’ moet ik denken aan hoe Paulus de christenen te Korinthe beschrijft: 26 Ziet slechts, broeders, wat u was, toen u geroepen werd: niet vele wijzen naar het vlees, niet vele invloedrijken, niet vele aanzienlijken. 27 Integendeel, wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen, en wat voor de wereld zwak is, heeft God uitverkoren om wat sterk is te beschamen; 28 en wat voor de wereld onaanzienlijk en veracht is, heeft God uitverkoren, dat, wat niets is, om aan hetgeen wel iets is, zijn kracht te ontnemen, 29 opdat geen vlees zou roemen voor God. 30 Maar uit Hem is het, dat u in Christus Jezus bent, die ons van God is geworden: wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing, 31 opdat het zij, zoals geschreven staat: „Wie roemt, roeme in de Here.” ... 1 Korinthiërs 1: 26-31 Met name de joden (meer dan de rest van
Israël) keken altijd neer op de andere volkeren. En
juist uit die andere volkeren kiest God een nieuw volk bestaande uit mensen
die zelfs binnen die andere volken niet bekend stonden als de meest
hoogstaanden. Over hén ontfermt Hij Zich. Met hén gaat Hij een
relatie aan. In de hoop dat de Israëlieten jaloers worden en
terugkomen bij hun Bruidegom. 1 Broeders, de begeerte van mijn hart en mijn gebed over hun behoud gaan tot God uit. 2 Want ik getuig van hen, dat zij ijver voor God bezitten, maar zonder verstand. 3 Want onbekend met Gods gerechtigheid en trachtende hun eigen gerechtigheid te doen gelden, hebben zij zich aan de gerechtigheid Gods niet onderworpen. 4 Want Christus is het einde van de wet, tot gerechtigheid voor een ieder, die gelooft. 5 Want Mosheh schrijft: „De mens, die de gerechtigheid naar de wet doet, zal daardoor leven.” 6 Maar de gerechtigheid uit het geloof spreekt aldus: „Zeg niet in uw hart: Wie zal ten hemel opklimmen? namelijk om Christus te doen afdalen; 7 of: Wie zal in de afgrond nederdalen? namelijk om Christus uit de doden te doen opkomen.” 8 Maar wat zegt zij? „Nabij u is het woord, in uw mond en in uw hart,” namelijk het woord van het geloof, dat wij prediken. 9 Want indien u met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is, en met uw hart gelooft, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult u behouden worden; 10 want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot behoudenis. 11 Immers het schriftwoord zegt: „Al wie op Hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen.” 12 Want er is geen onderscheid tussen Jood en Griek. Immers, een en dezelfde is Heer over allen, rijk voor allen, die Hem aanroepen; 13 want: „al wie de Naam van de Here [JaHUaH] aanroept, zal behouden worden.” ... Romeinen 10: 1-13 En wat verderop citeert hij de profetische oproepen van Mosheh – die we hierboven bekeken – en nog twee van de profeet Jesha‘-jahu: 16 Maar niet allen hebben aan het evangelie gehoor gegeven. Want Jesha‘-jahu zegt: „Here [JaHUaH], wie heeft geloofd wat hij van ons hoorde?” 17 Zo is dan het geloof uit het horen, en het horen door het woord van Christus. 18 Maar ik vraag: „hebben zij het dan niet gehoord?” Zeer zeker: Over de hele aarde is hun geluid uitgegaan en tot de einden van de wereld hun woorden. 19 Maar ik vraag: „heeft Israël het dan niet verstaan?” Vooreerst zegt Mosheh: „Ik zal u naijverig maken op wat geen volk is, toornig op een onverstandig volk.” 20 En Jesha‘-jahu waagt het te zeggen: „Ik ben gevonden door wie Mij niet zochten, Ik ben openbaar geworden aan wie naar Mij niet vroegen.” 21 Maar van Israël zegt Hij: „De ganse dag heb Ik Mijn handen uitgestrekt naar een ongehoorzaam en tegensprekend volk.” 11: 1 Ik vraag dan: „God heeft Zijn volk toch niet verstoten?” Volstrekt niet! Ik ben immers zelf een Israëliet, uit het nageslacht van Abraham, van de stam Benjamin. 2 God heeft Zijn volk niet verstoten, dat Hij tevoren gekend heeft. Of weet u niet, wat het Schriftwoord zegt in de geschiedenis van ’Eli-jahu, als hij Israël bij God aanklaagt: 3 „Here [JaHUaH], Uw profeten hebben zij gedood, Uw altaren hebben zij omvergehaald; ik ben alleen overgebleven en mij staan zij naar het leven.” 4 Maar wat zegt de godsspraak tot hem? „Ik heb Mij zevenduizend man doen overblijven, die hun knie voor Ba‘al niet hebben gebogen.” 5 Zo is er dan ook in de tegenwoordige tijd een overblijfsel gelaten naar de verkiezing van de genade. 6 Indien het nu door genade is, dan is het niet meer uit werken; anders is de genade geen genade meer. ...” Romeinen 10: 16 - 11:
6 Dus, zowel via Mosheh als via Paulus spreekt God erover dat het Zijn plan
is om Israël jaloers te maken, en zo ertoe te bewegen tot Hem terug te
keren. Mijn vraag is dan: wát zal de Israëlieten jaloers maken?
Is dat hoe goed wij de Torah volbrengen? Is dat onze ijver voor God? Bij de
beantwoording van die vraag denk ik aan die jaloerse bruidegom, die
zijn ontrouwe bruid weg wil lokken van haar overspelige vriendjes.
Wat zal haar jaloers maken en terug doen keren? 11 „Ik vraag dan: zij zijn toch niet zo gestruikeld, dat zij wel vallen moesten? Volstrekt niet! Door hun val is het heil tot de heidenen gekomen, om hen tot naijver op te wekken. 12 Betekent nu hun val rijkdom voor de wereld en hun tekort rijkdom voor de heidenen, hoeveel te meer hun volheid! 13 Ik spreek tot u, heidenen. Juist omdat ik apostel voor de heidenen ben, acht ik dit de heerlijkheid van mijn bediening, 14 dat ik zo mogelijk de naijver van mijn vlees en bloed mocht opwekken, en enigen uit hen behouden. 15 Want, indien hun verwerping de verzoening der wereld is, wat zal hun aanneming anders wezen dan leven uit de doden? ...” Romeinen 11: 11-15 Ons rest dus, ons gewillig te laten liefhebben, ons te laten kneden en veranderen zoals de Grote Pottenbakker het wil. Ons past geen wijzende vinger, alleen dankbaarheid voor Gods onmetelijke genade. 19 „U zult dan zeggen: er zijn takken weggebroken, opdat ik als loot geënt zou worden. 20 Goed! Zij zijn om hun ongeloof weggebroken en u staat door het geloof. Wees niet hoogmoedig, maar vrees! 21 Want indien God de natuurlijke takken niet gespaard heeft, Hij zal ook u niet sparen. 22 Let dan op de goedertierenheid Gods en zijn strengheid: over de gevallenen strengheid, maar over u goedertierenheid Gods, indien u bij de goedertierenheid blijft; anders zult ook u weggekapt worden. ...” Romeinen 11: 19-22 Opvallend is het einde van Mosheh’s lied: 39 „Ziet nu, dat Ik, Ik het ben, daar is geen God, behalve Mij. Ik dood en doe herleven, Ik verbrijzel en Ik genees, en niemand is er die redt uit Mijn macht. 40 Voorwaar, Ik hef Mijn hand ten hemel en zeg: „zowaar Ik in eeuwigheid leef: 41 Als Ik Mijn bliksemend zwaard wet, en Mijn hand grijpt naar het gericht, dan zal Ik wraak oefenen aan Mijn tegenstanders, en vergelding brengen over wie Mij haten. 42 Ik zal Mijn pijlen dronken maken van bloed, en Mijn zwaard zal vlees verslinden: het bloed van de verslagenen en van de gevangenen, de harige hoofden van de vijanden. 43 „Jubelt, u natiën, om Zijn volk! want Hij zal het bloed van Zijn knechten wreken; en Hij zal de wraak op Zijn tegenstanders doen terugkeren, en verzoenen Zijn land en Zijn volk.” Deuteronomium 32: 43 Boven dit artikel plaatste ik als kop: Een oproep tot
beantwoording van Gods liefde! Op basis van alles wat we hier gezien
hebben, is dit te concretiseren tot: Een oproep tot
respect, toewijding en dankbaarheid! Geloof in de Rots van ons Heil, de Gedenk Wie God JaHUaH is en wat Hij in Zijn onmetelijke genade in Jeshu‘ah al voor u gedaan heeft! Verwonder je er elke dag weer over. Leef daaruit. Dank JaHUaH voor Zijn onmetelijke genade! Verblijd je er samen met anderen over, en aanbid Hem! En tenslotte: bid voor Israël, dat ze terugkeren naar de Enige Die hen kan verlossen, en leef in zo nauwe gemeenschap met de Almachtige dat anderen - inclusief alle Israëlieten en Israëli’s - er jaloers op zullen worden! Hallelu JaH ! Voetnoten
ReactiesHet meest recent hiervoor gepubliceerde artikel was:
|
![]() | ![]() Bedankt voor uw belangstelling! | ![]() |
![]() |