De Palmboom in de Bijbel (9)
De grote gouden Menorah - Teken van Gods tegenwoordigheid
André H. Roosma 21 januari 2012
In een eerdere aflevering zagen we dat de palmboom opgevat kon worden als
een teken dat heenwees naar de tegenwoordigheid en het spreken van God.
En in de vorige aflevering dat God tot Mozes had gesproken vanuit een vuur
op de top van een palmboom. We zagen daar ook, dat de grote gouden Menorah die eerst in de tabernakel en later in de
tempel in Jeruzalem stond, in feite een afbeelding hiervan was (voor een beschrijving, zie Exodus 25:31-40). De zeven
grote olielampen bovenop de Menorah en zijn zes takken vertegenwoordigden het vuur en het licht van
God Zelf, dus Zijn aanwezigheid daar. Denk er ook aan wat ik zei over het licht in de aflevering over het Licht van Kerst.
Daarom moest dat vuur ook altijd brandende worden gehouden.2 Omdat de grote gouden Menorah zo
heilig was – zo verbonden met God Zelf –, moest hij uit
één stuk zuiver goud worden gedreven, en moest er heilige
olijfolie (van eerste persing) worden gebruikt
voor de lampen.
Het is ook interessant om naar de basis van het woord מנורה - Menorah te kijken.
In het oude schrift1 staat er:     .
De kern hiervan is: נור -
nur -   - letterlijk:
wat voortkomt uit de gehechtheid aan God: dat je ook gaat stralen,
ook licht (Hebreeuws: ’or -   - letterlijk: sterke verbondenheid
met God) gaat verspreiden, zoals God Zelf licht is en
verspreidt. (Denk hierbij aan hoe Mozes’ gezicht
letterlijk stráálde wanneer hij in de tegenwoordigheid van God
was geweest - Exodus 34: 29-35; vgl. Mattit-Jahu/Mattheus 17: 2). Dit
is de oude vorm van het Hebreeuwse woord ניר - nir - lamp. De Menorah had veel ( water, overvloed, veel) van
die lampen en was bedoeld ‘tot vreugdevolle aanbiding’ ( aanbidding, verwondering, vreugde). De grote gouden Menorah was dus een volheid aan lampen/licht (voortkomende uit het verbonden-zijn met God Zelf), gericht op
vreugdevolle verwondering en aanbidding jegens Hem.
Ik begrijp niet hoe sommige mensen die het Oude Testament bestuderen,
kunnen zeggen dat het alleen maar over ‘de wet’ gaat, of dat het
hard is. In de rijke symboliek vind ik zoveel vreugde, zoveel schoonheid,
zoveel inspiratie... Ook hier zie ik weer rijk geïllustreerd hoe wij geroepen zijn om de
tegenwoordigheid van God JaHUaH te zoeken, en vanuit die
verbondenheid met Hem, Zijn licht in deze wereld te verspreiden (vgl. Mattit-Jahu/Mattheus 4: 16; 5: 14-16;
Lukas 2: 32; 8: 16; 11: 33-36; Efeze 5: 8; Filippenzen 2: 15; 1 Petrus 2: 9;
1 Johannes 1: 5-7; 2: 8-10).
Hallelu JaH !
Noten
Dit artikel is later - als negende - toegevoegd aan de
serie over De palmboom in de Bijbel. Chronologisch hoort het tussen
de delen vier en vijf in.
1 |
Meer informatie over het hier bedoelde oude Bijbelse
schrift in het grote Hallelu-JaH! werkdocument over
het oude Semitische en Paleo-Hebreeuwse schrift, ‘De geschreven taal van Abraham, Mozes en
David – Pictografische wortels en basisnoties in de structuur van
het vroeg-Bijbelse schrift’ , door André H. Roosma, januari 2011. |
2 |
Over die lampen die altijd brandende moesten worden
gehouden zijn nog veel saillante verhalen te vertellen. Bij een her-inwijding van de tweede tempel (rond 164 voor Christus, na
ont-wijding door Antiochus in 167 voor Christus) was er op een gegeven moment
maar genoeg heilige olijfolie voor één dag, maar brandde de
Menorah daar een hele week op. Dit is de basis van
het joodse Chanukkah feest. Het is juist daarom een feest
geworden, omdat dit wonder beleefd werd als een teken van de terugkeer van
JaHUaH naar deze nieuwe tempel. Ongeveer het tegenovergestelde gebeurde in de decennia na Jezus’
dood, herrijzenis en hemelvaart. Toen lukte het vaak niet meer om de Menorah altijd brandende te houden; vaak ging hij zomaar
ineens uit zichzelf uit, ook al was er genoeg olie... Een teken dat Gods
aanwezigheid uit de tempel geweken was. Christenen worden echter opgeroepen, te zorgen voor voldoende olie in
hun lampen, voldoende volheid van Gods Geest in zich, om altijd licht te
kunnen verspreiden (Mattit-Jahu/Mattheus 25). |
Ook de armen, of liever: de ‘takken’ van de
Menorah zijn de moeite van het bekijken waard. De
Bijbel noemt zo’n tak een קנה - qaneh (/qanah; denk an het
Engelse cane - stok) - stengel (een holle, lange steel); in het oude
schrift:   - opgaan, voortkomen uit, aanbidden/
vieren/ leven. Dit bevestigt voor mij het idee dat de Menorah geïnspirerd is op de palmboom. (Terzijde: hetzelfde woord qaneh wordt ook gebruikt voor het
schoudergewricht. Dit blijkt ook weer treffend als we verder gaan:) De zij-armen – drie aan elke kant – zijn de takken van de palm
die er opgaand uit voortkomen en die maken dat de palm eruit ziet
als een figuur met bewegende, geheven armen; vreugdevol aanbiddend dus.
Op die aanbidding, op die lofzang aan Hem, verblijft JaHUaH graag!
(Psalm 22: 3)
Er is zo nu en dan nieuws rond een Menorah voor de derde tempel. De oude Menorah - waarschijnlijk in de eerste
eeuw naar Rome vervoerd - is opgevraagd bij het Vaticaan (waar hij in
catacomben gezien zou zijn), maar het Vaticaan ontkent dat ze hem hebben. Enige jaren geleden is door het Tempel Instituut een nieuwe Menorah gemaakt. Deze is echter niet van massief goud,
naar de Bijbelse aanwijzing, maar slechts van verguld brons. Er is wel 43 kilo
goud in verwerkt. Hij is een kleine 2 meter hoog (6 voet).
Bron: New Minorah for Jerusalem.
Op deze nachtelijke foto van Jerusalem
shots lijkt hij wel indrukwekkend.
Iets minder indrukwekkend bij dag. Van de verplaatsing van deze Menorah naar een plek nabij de klaagmuur, met veel
ceremonieel, in 2007, is een video gemaakt. Elders is sprake van een Menorah, ontworpen door Moshe Prag (zo te zien ook
niet geheel naar de Bijbelse aanwijzingen) onthuld door de Gemeenteraad van
Jeruzalem, die $ 14 miljoen heeft gekost, 4 ton zou wegen (sic! 4 ton goud
kost vele malen meer en de armen zouden hun gewicht niet kunnen dragen)
en 4.5 of 5 meter hoog zou zijn.
De grote gouden Menorah in
de tempel had zeven armen, elk met een olielamp erop. Wanneer we dit
vergelijken met Openbaringen 4: 5b, waar sprake is van „... zeven vurige olielampen [of:
fakkels] brandden voor de troon; dit zijn de zeven Geesten van
God”, dan zien we dat hier bevestigd wordt dat de zeven lampen
van de Menorah inderdaad Gods tegenwoordigheid
weerspiegelden, en dat het niet vreemd is dat de lampen van de Menorah regelmatig uitgingen, nadat de joodse leiders
God en Zijn Zoon de deur hadden gewezen. (En na het gebeuren van Handelingen
2, toen er discipelen met vuurvlammen op hun hoofd als teken van Gods Geest
hadden rondgelopen.)
Dit artikel is een vervolg op: ‘De Palmboom in de Bijbel (1) Symbool van de
boom des levens’, (2) Vol rijke symboliek, (3) Teken van Gods tegenwoordigheid en spreken, en (4) Mozes en het grote vuur in de palm-top;
In deze reeks is later nog verschenen: (5) de ‘taal’ van de palmboom; (6) Paal en palissade (7) Meer over het woord tamar en een pas
gezaaide palmboom; (8) Een les uit een paar zeer jonge
palmbomen en een wetenschappelijk onderzoek.
Het eerstvolgende artikel op deze Hallelu-JaH website is: Een korte noot.
|