|
De Palmboom in de Bijbel (5) de ‘taal’ van de palmboom
André H. Roosma 20 maart 2012
Dit artikel over de taal – het spreken en het schrift – van de
palmboom, is een vervolg op eerdere artikelen in de reeks over de palmboom
in de Bijbel, o.a. als teken van Gods tegenwoordigheid en spreken en over Mozes en het grote vuur in de
palm-top en het artikel over de grote gouden Menorah. In het
allereerste artikel in de serie zagen we al dat de palmboom symbool stond
voor de voorloper van de Hebreeuwse letters sin en samekh.
Het Hebreeuwse woord voor taal is שָׂפָה -
sápháh of שֶׂפֶת - sephet. Wat
nu opvalt is dat dit in het oude pictografische schrift1 waarschijnlijk
werd geschreven als:   - letterlijk: verwondering/
aanbidding/ leven uit de mond van de palmboom, of de palmboom doet je
mond aanbidden; respectievelijk:   -
teken(s) uit de mond van de palmboom!
Koppel dat aan wat ik in die vorige delen schreef over Gods spreken vanuit
de kruin van een palmboom en de associatie is heel duidelijk... Ook hebben die indianen misschien meer gelijk dan we hen gaven, waar ze
zeiden dat de Schepper of Oer-God, de Grote Geest, de mens het schrift en de
taal oorspronkelijk gegeven had, geschreven op palmbladeren...2
Over de eindtijd zegt God via een van Zijn profeten: Want dan zal Ik de volken keren tot een gereinigd taalgebruik
(שָׂפָה
בְרוּרָה);
opdat zij allen de Naam [van] JaHUaH aanroepen,
opdat zij Hem dienen met een eenparige schouder.
Tsephan-Jahu (Zefanja) 3: 9
Merk op waartoe het gereinigde taalgebruik bedoeld is: „opdat zij allen de Naam [van] JaHUaH aanroepen, opdat zij Hem dienen met een
eenparige schouder”.
Het gekeerd worden tot gereinigd taalgebruik leidt tot het aanroepen van
de Naam [van] JaHUaH (wat in ca. 2400 jaar nauwelijks gedaan is maar nu op
diverse plaatsen in de wereld weer opkomt), en dát leidt tot
Hem dienen met een eenparige schouder... Iets om over na te denken!
Overigens weet ik maar één passage in het Eerste Testament
van de Bijbel waar de taal van Israël een naam krijgt.
De passage waar ik het dan over heb, staat in Jesha-Jahu
(Jesaja) 19: 18.
En die naam is niet ‘Hebreeuws’ maar שְׂפַת
כְּנַעַן -
sephat Kena‘an - ‘de taal van
Kanaän’. Gebruikelijk wordt deze sephat Kena‘an geïnterpreteerd als de taal van Israël
– wat wij nu aanduiden als het oude Bijbels Hebreeuws (nauwkeuriger: het Paleo-Hebreeuws; incl. het bijbehorende
oud-Bijbelse Paleo-Hebreeuwse schrift). Jesha-Jahu duidt deze dus aan als: de taal van
Kanaän; dus wat nu oud Kanaänitisch heet. Dit bevestigt de stelling
dat de voorloper daarvan, wat linguïsten wel het Proto-Kanaänitisch
noemen (een dialect binnen de Proto-Semitische taalgroep
en de voorloper van het Paleo-Hebreeuws), inderdaad de oude taal en
het schrift van Israël en van de Bijbel was in het tweede millennium
voor Christus.1
Noten
1 |
Meer informatie over het hier bedoelde oude Hebreeuwse
schrift in: André H. Roosma, ‘De geschreven taal van Abraham, Mozes en David –
Pictografische wortels en basisnoties in de structuur van het vroeg-Bijbelse
schrift’ , Hallelu-JaH! werkdocument over
het oude Semitische en Paleo-Hebreeuwse schrift, januari 2011. |
2 |
Plinius, de Romeinse geleerde, wist ook nog dat een van
de oudste methoden van schrijven was (met een metalen stift) op palmbladeren
(Plinius, N.H. 13. 69: in palmarum foliis primo scriptatum ... Suid.
s.v.). In India was dit in de 19de eeuw nog heel
gebruikelijk. Van de inwoners van Kreta in de oudheid word gezegd dat ze steeds weer
benadrukten dat ‘Fenicisch Schrift’ niet betekende: ‘Schrift
van de Feniciërs’, maar ‘Schrift op palmbladeren’ en
verwezen naar hun uitvinding daarvan.
Bronnen: James Townley, Biblical Literature –
Exhibiting The History and Fate of The Sacret Writings from the earliest period
to the present century, Vol.1, G. Lane & P.P. Sandford, New York, 1842;
p.30; en: Alice E. Kober, ‘The Minoan Scripts: Fact and Theory’,
American Journal of Archaeology, Vol. 52, No. 1 (Jan.- Mar. 1948),
pp.82-103; p.91. |
Dit is een vervolg op:
‘De Palmboom in de Bijbel (1) Symbool van de
boom des levens’,
(2) Vol rijke symboliek,
(3) Teken van Gods tegenwoordigheid en spreken,
(4) Mozes en het grote vuur in de palm-top; en
De grote gouden Menorah.
Hierna volgt:
De Palmboom in de Bijbel (6) paal en palissade.
Recent hier gepubliceerd: ‘De
Torah (6)’.
|