Namen in de Bijbel (5) Namen die
verwijzen naar de Godsnaam JaHU
André H. Roosma 31 juli 2014
In de inleiding op deze serie over namen in de Bijbel verwees ik al
naar de glorierijke Naam van de God van Isra’el: JaHUaH
(of, preciezer: JaHUāH) - De Naam boven
alle namen.1 In de Bijbel vinden we veel namen die verwijzen naar deze
glorierijke Naam van God. Velen daarvan eindigen op de verkorte vorm van
die heerlijke Naam: -JāH of -JāHU. In een voetnoot in
mijn grote studie van de glorierijke Naam van God noem ik er al een
aantal en de hele lijst is nog veel langer. We spreken wel van theoforische
namen – letterlijk: namen die de Naam van God in zich dragen; die God
daarmee eren of verhogen. Een selectie uit die enorme lijst wil ik hier wat
nader bekijken.
אֵלִיָּהוּ
- ’Ēli-jāhu
Het is erg jammer, dat in de meeste van onze Bijbel-vertalingen de
veelzeggende naam van deze profeet is ingekort tot Elia. De naam
אֵלִיָּהוּ
- ’Ēli-jāhu (ook wel: אֵלִיָּה -
’Ēli-jāh) [H452] betekent: JaHU is mijn God. Dat is
een korte, maar wel héél duidelijke geloofsbelijdenis!
En daarmee een mooie naam voor deze belangrijke profeet uit de geschiedenis
van Isra’el (1 Koningen 17 – 2 Koningen
10).
יִרְמְיָהוּ
- Jirme-jāhu
Ook een profeet was יִרְמְיָהוּ
- Jirme-jāhu (ook wel: Jireme-jāhu) [H3414]. Deze naam betekent: JaHU verheft (Zich),
JaHU rijst op, of: JaHU is verheven. Kijk, dat zegt toch meer dan
onze verbastering ‘Jeremia’...
חִלְקִיָּהוּ - Chilqi-jāhu
Jirme-jāhu was de zoon van de
priester חִלְקִיָּהוּ - Chilqi-jāhu [H2518] (in vertalingen: Chilkia of Hilkia)
– JaHU is mijn deel (als
een deel in een erfenis o.i.d. wat je hebt ontvangen). Dus hij
kwam al uit een familie waar JaHUaH hoog geërd werd.
יֹאשִׁיָּהוּ - Jo’shi-jāhu
Jirme-jāhu’s belangrijke
bediening als profeet begon al toen hij nog vrij jong was. In die tijd was
koning over Jehudah een man met de mooie naam
יֹאשִׁיָּהוּ - Jo’shi-jāhu [H2977] (in vertalingen:
Josia) – JaHU
ondersteunt of: JaHU is mijn ondersteuner, mijn kracht. Jo’shi-jāhu was de zoon van een goddeloze koning die door
zijn knechten was vermoord. Maar gelukkig luisterde hij wel naar de
woorden van God in de Torah en ook naar de priester Chilqi-jāhu
en de profeet Jirme-jāhu – iets
dat niet van alle koningen van Isra’el en Jehudah gezegd kon worden!
Hij voerde diverse zuiveringen door, en deed veel afgodsbeelden weg.
Dat deed hij niet alleen in Jehudah, maar ook in
Isra’el, dat toen al hun ballingschap achter de rug had (2 Koningen 22-23; 2 Kronieken 34-35). Beide naties
liet hij bijdragen aan het opknappen van de tempel in Jerushalem. Toch volgde
ook hij JaHUaH niet voor de volle 100% en wendde hij de ballingschap
van Jehudah dan ook niet af, al vond die nog niet
onder zijn eigen regering plaats. Hij vond de dood in een strijd waarvoor
hij gewaarschuwd was, zich er niet in te mengen.
יְהוֹיָקִים - Jeho-jāqim
Een goede zoon van deze koning Jo’shi-jāhu heette eerst
’Ēl-jāqim - God is verheven, God rijst op. Maar
toen Phara’oh Nekhoh (in vertalingen bekend als Necho) het voor het zeggen
kreeg, veranderde die zijn naam (2 Koningen 23: 28-34). Fara’oh Nekhoh (!) vond dat de
juiste God alle eer moest ontvangen. De goddeloze oudere broer die door het
volk koning gemaakt was na de dood van Jo’shi-jāhu voerde hij
af, en ’Ēl-jāqim noemde hij יְהוֹיָקִים - Jeho-jāqim [H3079] (oorspronkelijk waarschijnlijk: Jahu-jāqim; in vertalingen:
Jojakim) – JaHU is verheven, of: JaHU rijst op.
Dit vind ik wel een heel duidelijk staaltje van Gods soevereiniteit!
Helaas ging Jeho-jāqim niet de
weg die zijn naam aangaf... Het gevoolg was dat onder de regering van zijn
zoon heel Jehudah in ballingschap weggevoerd werd
naar Babel.
צִדְקִיָּֽהו - Tsidqi-jāhu
Phara’oh Nekho was niet de
enige buitenlandse heerser met ontzag voor JaHUaH. Later deed
Nebukadne’tsar, de koning van
Bābel, iets dergelijks. Hij koos ook een ander uit de koninklijke lijn,
Mattan-jāh - gave van JaH, om over het land bewind te
voeren, en veranderde diens naam in צִדְקִיָּֽהו - Tsidqi-jāhu [H6667] (in vertalingen: Zedekia) –
JaHU is rechtvaardig.
Deze laatste twe voorbeelden geven aan dat de God van Isra’el en Zijn
heerlijke Naam: JaHUaH, in de zevende en zesde eeuw voor Christus
wijd en zijd bekend was en gerespecteerd werd, ook buiten Isra’el!
Hallelu JaH !
Noten
De korte Godsnaam Jahu als onderdeel
van Bijbelse namen wordt bevestigd door geschriften van andere volken.
Zo is er een zeskantige zuil van klei
die in Assyrisch spijkerschrift o.a. de veldtocht van Sin-ache-ri-ba
(Sancherib) van Assyrië beschrijft,
inclusief zijn belegering van Jerushalem in 701 BC. Daarin wordt
Chizqi-jahu (Hizkia) beschreven als Ha-za-qi-ia-ú en Jehudāh als Ia-ú-da-a, aldus het
New Bible Dictionary, IVP, Leicester GB, rev.ed. 1982; p.626.
Vorige artikelen in deze serie ‘Namen in de Bijbel’: ‘(1) Inleiding’; ‘(2) Enkele belangrijke vrouwen: חוה, שׂרה, הגר’; ‘(3) Meer belangrijke vrouwen: חַנָּה, מִריָם, רוּת, אֶסתֵּר’; ‘(4) Nog enkele opmerkelijke vrouwen: תָּמָר,
רָחַב,
בַּת־שֶׁבַע’.
Volgende artikelen in deze serie ‘Namen in de Bijbel’: ‘(6) Enkele mannen: יַעֲקֹב,
עֵשָׂו,
לֵוִי,
מָרדְּכַי’; ‘(7) Nog enkele mannen: נִמרוֹד, מוֹאָב, חַגַּי’; ‘(8) Een heel bijzondere man: יְהוּדָה -
Jehudāh’; ‘(9) De נֹצְרִים - Notsrim
/ نَصارى -
Natsārā’; ‘(10) De שֹֽׁמְרִים
- Shomrim / Σαμαριται /
Samaritanen’.
|