De Torah (4) Jezus / Jeshu‘ah en de Torah
André H. Roosma 10 maart 2012
Voor degenen - zoals ik - die geloven in Jezus
Christus / Jeshu‘ah ha Mashiach (ישׁוּעה
ה משיח - leterlijk:
Jeshu‘ah de Gezalfde) is het
natuurlijk van groot belang, te weten wat Hij Zelf over de Torah zei. Nu is het Tweede of Nieuwe Testament in het Grieks tot ons gekomen. Dus
daarin zoeken we tevergeefs naar het Hebreeuwse woord Torah. We weten inmiddels echter vrijwel zeker dat het Evangelie van
Mattit-Jahu (Mattheus’ feitelijke naam)
oorspronkelijk in het Hebreeuws is geschreven. En al in de 19de eeuw hebben verschillende mensen een
Hebreeuwse versie van dit Evangelie gereconstrueerd. Onder hen waren Franz
Delitzsch en Isaac Edward Salkinson & Christian David Ginsburg.1
Hieronder zal ik enkele passages bespreken waarin deze beide versies het
woord Torah hebben. De eerste passage is deze, waar Jeshu‘ah zegt:
Meen niet, dat Ik gekomen ben, om de Torah of de profeten te ontbinden; Ik ben niet
gekomen, om die te ontbinden, maar te vervullen. Want voorwaar zeg Ik
jullie: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet een jod
noch een accentteken van de Torah voorbijgaan,
totdat alles zal zijn gebeurd.
Mattit-Jahu (Mattheus)
5: 17-18 (vgl. Lukas 16:17)
Essentieel in deze tekst is het woord vervullen – een vertaling van het Griekse: pleroö -
helemaal opvullen, vol maken; equivalent met het Hebreeuwse
málé’. Jeshu‘ah
plaatst dit in tegenstelling met ontbinden –
Grieks: kataluo - vernietigen, ontkrachten, ontbinden; equivalent met
het Hebreeuwse párar, dat we in Leviticus 26: 15 in de SV
vertaald zien met vernietigen en in de NBG en NBV met verbreken. Leviticus 26:
14-17 geeft aan dat het niet goed afloopt met iemand die Gods verbond
verbreekt.
Jeshu‘ah sprak er
ook over wat de kern is van de Torah:
Alles dan, wat jij wilt, dat de mensen jou doen,
doe jij dat hun ook; want dat is de Torah
en de profeten. Mattit-Jahu 7: 12
Ik merk op dat hier door Jeshu‘ah niets
van afgeschaft is!
Het gewichtigste van de Torah
Let er vervolgens op, wat volgens Jeshu‘ah het belangrijkste van de Torah is.
Dat is niet in de eerste plaats het opvolgen van allerlei regeltjes, maar:
Wee jullie, schriftgeleerden en Farizeeën,
jullie huichelaars, want jullie geven tienden van de munt, de dille en de
komijn en jullie hebben het gewichtigste van
de Torah verwaarloosd: het recht en de barmhartigheid en de
trouw. Dit moest men doen en het andere niet
nalaten. Mattit-Jahu 23: 23
Jeshu‘ah
noemt hier drie woorden die we in het Eerste Testament, met name in de Torah en de Psalmen, regelmatig tegenkomen als
karakteristiek voor God JaHUaH Zelf en daarmee
voor allen die bij Hem willen horen. Ik geef even de corresponderende
Hebreeuwse termen erbij (de termen die Delitzsch en
Salkinson & Ginsburg hier gebruikten), met hun betekenissen:
- recht - (Grieks:
krisis [G2920])
- Hebr.: mishpat [H4941] – (van: een deksel op een waterput)
voorzorg, gestelde grens, beschermende maatregel;
- barmhartigheid - (Grieks: eleos [G1656]) - Hebr.: chesed [H2617] – (van: toegang tot de
Boom des Levens) genade, goedertierenheid;
- trouw - (Grieks:
pistis [G4102])
- Hebr.: ’emunah [H530] / ’emeth [H571] – (van: een moeder voor haar kinderen) trouw, steun, waarheid.
Heeft Jeshu‘ah hier iets van afgeschaft of laten vervallen? Nee! Met name de laatste twee
worden vaak samen gebruikt om Gods Karakter te beschrijven.
Zoals in feite de Torah en later ook Paulus
aangeven (Deuteronomium 30: 2-6; Romeinen 8: 1-9,
13-17), kunnen we alleen door Gods Geest in ons van binnenuit zó
worden als God bedoeld heeft in deze karakteristieken, en op Hem gaan lijken.
Wij mogen in afhankelijkheid als kinderen naar Hem opzien, en net als Maria
aan Zijn voeten zittend, ontvangen vanuit Zijn grote overvloed.
Het grote gebod in de Torah
Dat Jeshu‘ah de
Torah niet weg deed, maar wel de mensen terugbracht tot de kern van
de Torah, blijkt ook duidelijk uit deze
passage:
35 en een van hen [de Farizeeën], een wetgeleerde, vroeg, om Hem
te verzoeken: 36 „Meester, wat is
het grote gebod in de Torah?” 37 Hij zei tot hem: „Je zult
JaHUaH, je God, liefhebben met geheel je hart en met geheel je ziel
en met geheel je verstand. 38 Dit is het
grote en eerste gebod. 39 Het tweede, daaraan
gelijk, is: Je zult je naaste liefhebben als
jezelf. 40 Aan deze twee geboden hangt de
hele Torah en de profeten.”
Mattit-Jahu 22: 35-40 (vgl. Lukas
10: 25-28; Galaten 5: 14)
Daarbij citeerde en koppelde Jeshu‘ah
twee tekstgedeelten uit de Torah die een
gemeenschappelijk begin hebben, zo we reeds eerder zagen: Deuteronomium 6: 5 en Leviticus 19: 18.
Het gemeenschappelijke Ve-áhabhtá - ‘je zult
liefhebben’ daarin en het Griekse equivalent αγαπησεις (agapèseis - in toekomende tijd, aantonende
wijs, bedrijvende vorm) uit het citaat van Jeshu‘ah is niet zozeer een bevel:
‘je moet liefhebben’ maar meer een constatering in de zin
van: ‘je gaat liefhebben’. Als je via Jeshu‘ah en de Torah God JaHUaH leert
kennen zoals Hij werkelijk is, en gedenkt2 hoe Hij liefdevol handelde
met Zijn volk, dan kan het bijna niet anders dan dat je reageert door je
aan Hem gewonnen te geven. Het resultaat is dat Hij door Zijn liefde
in je bewerkt dat je gaat liefhebben. Dat was in Mozes’ tijd al zo en
dat is nu nog steeds zo. Daar ging de Torah over
en daar had Jeshu‘ah het over.3
Hallelu JaH !
Noten
1 |
Feitelijk zelfs al een aantal in de 16de eeuw – zie de wiki
pagina erover. De versies van Franz Delitzsch (1877-1889, 1892) en van Isaac Edward Salkinso(h)n & Christian David Ginsburg (1886) worden in het algemeen nog steeds als meest gezaghebbend beschouwd. Beide
zijn overigens eenvoudig beschikbaar voor theWord Bijbelsoftware. |
2 |
Over dit gedenken, zie:
bijv. Zakhar beShem JaHUaH – de
Naam van JaHUaH gedenken/ roemen, uit Psalm 20, door
André H. Roosma, Hallelu-JaH web-artikel,
6 maart 2012. |
3 |
Vergelijk 1 Johannes 2: 7 waarin Johannes iets
dergelijks opmerkt; in vers 8 eraan toevoegend dat er wel iets
veranderd is, doordat we nu het volle licht van Jeshu‘ah hebben. |
De andere korte artikelen in deze serie over De
Torah zijn:
Deze serie is een vervolg op de serie over: ‘Het Shema‘
– de Israëlische geloofsbelijdenis (1)’,
deel (2),
deel (3),
deel (4),
deel (5); en op:
Zakhar beShem JaHUaH –
de Naam van JaHUaH gedenken/roemen, uit Psalm 20.
|