Het huwelijksverbond in de Bijbel (1) - Het begin
André H. Roosma 1 december 2012
Ook zei JaHUaH God: „Het is niet goed,
dat de mens [of: deze Adam] alleen zal zijn;
Ik zal hem een hulp tegenover hem maken.” ... Toen liet JaHUaH
God een diepe slaap op Adam vallen, en hij sliep; en Hij nam een van zijn
ribben, en sloot die plaats toe met vlees. En JaHUaH God bouwde de rib,
die Hij van Adam genomen had, tot een vrouw, en Hij bracht haar tot Adam.
Toen zei Adam: Deze is ditmaal been van mijn gebeente, en vlees van mijn
vlees! Men zal haar Manninne noemen, omdat zij uit de man is genomen. Daarom
zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten;
en zij zullen tot één vlees zijn.
Genesis 2: 18, 21-241
Bovenstaand is de tekst uit het begin van de Bijbel waarin het huwelijk
ingesteld wordt. De aanleiding is dat God de mens Adam gemaakt heeft en zegt
„het is niet goed, dat deze Adam alleen zal zijn”.
Het Hebreeuwse woord dat vertaald is met ‘alleen’ is een woord
dat van origine staat voor isolatie, voor je opsluiten achter je huisdeur.
In hetzelfde hoofdstuk zegt God dat Hij de mens (deze
Adam) schiep als een afbeelding van Hemzelf. Indirect zegt God dus,
dat het niet goed is dat Hijzelf alleen zou zijn. God wil Zich niet
afsluiten; Hij zoekt gemeenschap, uitwisseling, iemand ‘tegenover
Hem’. Ook in het verlangen naar een levenspartner, is de mens
dus geschapen naar het beeld van God. Ook God Zelf verlangt naar een
levenspartner: een gelijkwaardige ‘hulp tegenover Hem’.
Dit thema loopt als een rode draad door de hele Bijbel heen.
Het is opmerkelijk dat er veel aandacht besteed wordt aan het feit dat
de partner voor Adam genomen wordt uit hemzelf. De aldus geschapen
vrouw is ‘been van mijn gebeente, en vlees van mijn vlees!’,
roept Adam verwonderd uit, zodra hij haar ziet. Het is opvallend dat dit ook
haar naam werd. Verderop (in Genesis 3: 20)
lezen we in onze gangbare vertalingen, dat Adam haar naam Eva noemde.
In oorsprong heette ze in het Hebreeuws van de tijd van Mozes eigenlijk חוּה - Chuah
[spreek uit: Choe-ah].2
In de oudere tekens:3 - (van rechts naar links): vlees, bot,
ah/wow! – precies samengevat wat ’Adam over
haar zei.4
Dat Chuah (Eva) gemaakt was van van vlees en
botten van Adam, daarin zit ook heel veel gelijkwaardigheid. Er is verschil
in identiteit en in functie tussen man en vrouw, maar ze zijn, bij wijze van
spreken, ‘uit hetzelfde hout gesneden’. En er is reden voor
verwondering en blijdschap.
Hallelu JaH !
Voetnoten
1 |
In de grondtekst van de Bijbel heeft God een Naam:
JaHUaH. Veel vertalers vervangen deze heerlijke Naam door het woordje
HEER of HEERE. Ik doe dat niet. Voor meer achtergrond-informatie over de
transliteratie van de glorierijke Naam van God vanuit de oude Hebreeuwse
originelen zie: André H. Roosma, ‘De wonderbare en liefelijke Naam van de God
Die er was, Die er is, en Die er zijn zal’ , uitgebreide
Accede!/Hallelu-JaH!
studie (meer dan 80 p.), juli 2009. |
2 |
Door de Joden wordt deze naam op aanwijzing van de
Masoreten wel gelezen als Chawwah, maar het is onwaarschijnlijk dat
dit de meest originele uitspraak van haar naam is. Deze uitspraak strookt
onder andere niet met de Griekse transliteratie die we vinden in de Septuagint
(Genesis 4:1) en in het Nieuwe Testament (2 Cor.11:3; 1 Tim.2:13) die schreven:
Εὖα - Eua - spreek
uit: Joe-ah; het is bekend dat de Grieken de keelklank van de
Chet niet kenden, die ze wel vaker met een Epsilon translitereerden,
maar ze hadden de rest met grote waarschijnlijkheid wel goed. |
3 |
Meer informatie over het hier bedoelde pictografische
Semitische schrift in: André H. Roosma, ‘De geschreven taal van Abraham, Mozes en
David – Pictografische wortels en basisnoties in de structuur van het
vroeg-Bijbelse schrift’ , Hallelu-JaH! werkdocument over het oude Semitische en
Paleo-Hebreeuwse schrift, januari 2011. |
4 |
De naam Chuah heeft ook een bredere uitleg.
Twee symbolen ervan werden ook gebruikt om de twee voornaamste onderdelen van
een tent aan te duiden: - de harde
stokken en tentharingen enerzijds en - de
tentkleden (het tentdoek) anderzijds. Vandaar dat
de Bijbel ons lichaam wel vergelijkt met een tent en dat we zodoende wel
spreken over ‘onze aardse tent’. Een tent spreekt van onderdak, van veiligheid en van gezelligheid. In de
schaduw van een tent dronk men samen thee of gebruikte men een maaltijd.
Tegenover anderen spreekt hij van gastvrijheid; een vreemdeling liet je niet
buiten slapen, maar je nodigde hem in je tent. Daarachter staat in de naam van Chuah – de moeder van alle
levenden – nog een zich verwonderende, zich verblijdende, aanbiddende
figuur . We hebben een lichaam om ons te verwonderen,
ons te verblijden en om God te aanbidden (dit is de kern
van Léven ). Onze ‘aardse tent’ wordt zo ook een tempel: een
verblijfplaats waarin God door Zijn Geest wil wonen (Romeinen 8: 9-11; 1 Corinthiërs 3: 16; 6: 19; 2 Timotheus 1: 14).
Die naam Chuah - is
ook nog anders te lezen. Het symbool werd
ook gebruikt voor een tentkleed in de zin van een afscheiding of
begrenzing, en de tentpin
hield alles bij elkaar en stond ook voor verbinding of verbond. De naam
Chuah is dus ook te lezen als: begrensd (of:
afgeschermd) verbond tot blijde
verwondering, of tot léven. Dit doet me denken aan het volgende:
In het oude Proto-Indo-Europees, de gereconstrueerde oertaal (met verwantschap met het oude Proto-Semitisch, de vroegste
voorouder van het Hebreeuws) waaruit vrijwel alle Europese talen
zijn ontstaan, was het stamwoord voor trouwen en huwelijk: ued. In het
oude schrift: - (van rechts naar links): een verbond, van verblijden/léven, ingaan!
Van man en vrouw in het huwelijk wordt in bovenstaand Bijbel-gedeelte
gezegd dat ze één vlees zijn.
In de oude symboliek dus: één tentdoek, dus één
tent. Ze hebben niets meer voor elkaar te verbergen (vergelijk ook wat Paulus zegt in 1 Corinthiërs 7: 4-5). Nergens
kan de mens zozeer volledig zichzelf zijn, naakt en kwetsbaar, als binnen een
goed huwelijk. [Overigens niet zo vreemd dat later, toen tenten huizen
werden, een familie wel een ‘huis’ werd genoemd (denk aan
uitdrukkingen als ‘het huis van David’).] |
 |
Zie ook: Gene Edwards, The Divine Romance,
Tyndale House Publ., USA, 1993; ISBN: 0842310924. In dit boek beschrijft Edwards de wereldgeschiedenis als een soort
kosmische roman rond Gods toewerken naar de grote Bruiloft van Het Lam, door
heel de Bijbel heen. Bijzonder inspirerend om eens zó de Bijbel te
lezen en zó naar de wereldgeschiedenis te kijken!
Enkele recent hiervoor gepubliceerde artikelen:
-
Aah!, of: Whow! – je verwonderen en
verheugen als essentiële vaardigheid;
Psalm 105: 1-6 – Prijst
JaHUaH, roept Zijn Naam aan!.
De volgende artikelen in deze serie Het huwelijksverbond in de Bijbel zijn: (2) – Afbeelding van de relatie tussen
God en Zijn volk (5 dec. 2012); (3) – Hoe God Zijn Bruid voor Zich
wint (10 dec. 2012); (4) – De oude Bijbelse huwelijkssluiting
in twee stappen (13 dec. 2012); (5) – Gods verbondssluiting met
Israël (15 dec. 2012); (6) – Het nieuwe verbond als
hartsrelatie (18 dec. 2012); (7) – Jozef en Maria
(23 dec. 2012); (8) – Jezus komt juist in onze nacht
(28 dec. 2012); (9) – Het Sinaï-Verbond als schets
van het Verbond in Christus
(3 jan. 2013); (10) – Gods intense liefde voor Zijn
Bruid, en haar reactie van ontrouw
(7 jan. 2013); (11) – Gods doel met de mens
(19 jan. 2013); (12) – een tweetal Bijbelgedeelten in
perspectief (3 feb. 2013).
|