De veelzeggende Naam van God (15)Ook niet-Israelieten kenden en gebruikten de Naam
André H. Roosma 1 juli 2016
In vorige afleveringen uit deze serie heb ik al laten zien dat de Bijbel
overduidelijk aangeeft dat in Isra’el tot in de tijd van de koningen,
de heerlijke Naam van God, יהוה - JaHUaH
1 gewoon werd gebruikt, zij het met veel respect. De onvolprezen Naam
van de God van Isra’el werd echter niet alleen door de Isra’elieten gekend en
gebruikt in getuigenis, lofzang, en dergelijke. De Bijbel geeft diverse
voorbeelden van buitenlanders die ook met veel respect deze glorierijke Naam
gebruiken. Een daarvan komen we tegen in Jozua 2. Isra’el staat op het punt,
het beloofde land binnen te trekken. Jozua heeft twee verkenners uitgezonden
en deze hebben in de palmstad Jericho onopvallend onderdak gevonden bij een
prostitué, een zekere Rachab. Tegenover
de twee Isra’elieten geeft zij een klinkend getuigenis over JaHUaH en
over hoe zij tegen Hem aankijkt:
„ik weet dat JaHUaH het land aan
jullie gegeven heeft en dat de schrik voor jullie op ons gevallen is en dat
alle inwoners van het land voor jullie sidderen. Want wij hebben gehoord, dat
JaHUaH de wateren van de Schelfzee voor jullie ogen heeft doen opdrogen,
toen jullie uittrokken uit Egypte, en wat jullie gedaan hebben met de
beide koningen van de Amorieten aan de overzijde van de Jordaan, Sichon en ‘Og,
die jullie met de ban geslagen hebben. Toen wij dat hoorden, versmolt ons hart
en vanwege jullie bleef bij niemand meer enige moed over, want JaHUaH,
jullie God, is een God in de hemel boven en op de aarde beneden. Nu dan, zweer mij toch bij JaHUaH, dat, aangezien ik jullie een
weldaad bewezen heb [ze had hen verborgen voor
knechten van de stadsvorst die kwamen kijken, die een smoes verteld, en zo hun
leven gered], jullie ook aan mijn familie een weldaad zullen bewijzen,
en geef mij een betrouwbaar teken, dat jullie mijn vader en moeder, mijn
broers en zussen en al de hunnen in leven zullen laten en ons van de dood
zullen redden.” Jozua 2: 9-13
Dit getuigenis laat niets aan onduidelijkheid over. Wat zij en haar
volksgenoten gehoord hebben over het optreden van JaHUaH ten
behoeve van Zijn volk, doet haar besluiten partij te kiezen voor Isra’el en
te vertrouwen op JaHUaH, de God van Isra’el, en dat Hij en Zijn aardse
vertegenwoordigers haar en haar familie genade zullen bewijzen en in
leven laten zoals zij hen gespaard heeft. Bij iedereen in de zeer wijde omgeving – in feite in het gehele Midden
Oosten en zelfs daarbuiten – was JaHUaH, de God van Isra’el,
destijds bij Name bekend! En hoe! Ze sidderden wanneer ze die glorierijke
Naam maar hoorden, en ze spraken met veel ontzag over Hem!
Hallelu JaH !
Noten
1 |
De glorierijke Naam van God geef ik hier zo goed
mogelijk weer vanuit het oudste Hebreeuwse origineel. Voor meer achtergrond informatie over de glorierijke Naam van God,
JaHUaH, zie: André H. Roosma, ‘De wonderbare en
liefelijke Naam van de God Die er was, Die er is, en Die er zijn zal’ , uitgebreide Accede!/Hallelu-JaH! studie (ca. 90 p.), juli 2009.
Zie ook de overige artikelen in deze serie: ‘De veelzeggende Naam van
God’, te vinden onder de kop ‘Artikelen over de glorierijke Naam van God: יהוה’, op de artikelen-pagina,
en onderaan dit artikel. |
Vorige artikelen in deze serie ‘De veelzeggende Naam van God’: ‘(1) Zijn Aanwezigheid in de door Salomo gebouwde tempel’; ‘(2) Om overal bekend te maken, en niet te verzwijgen!’; ‘(3) De namen van mensen die verwezen naar de grote Naam’; ‘(4) Gods glorierijke Naam יהוה - JaHUaH
aanroepen; waar staat dat in de Bijbel?’; ‘(5) De betekenis van Gods glorierijke
Naam יהוה -
JaHUaH’; ‘(6) Behoudenis in het aanroepen van de
Naam’; ‘(7) de Lofzangen van Mariam en
Channah’; ‘(8)
Gods dierbare Naam kennen en aanroepen, en de gevolgen daarvan’; ‘(9) In de Bijbel krijgen belangrijke
personen een naam’; ‘(10) De ellende als er niemand is die
Gods heerlijke Naam aanroept’; ‘(11) Het unieke ‘ZIJN’ van God – van nature krijgen we er
geen vat op!’; ‘(12) In de zesde eeuw voor Christus
door de Joden nog gewoon gebruikt’; ‘(13) Hoe belangrijk Jeshu‘ah namen vindt’; ‘(14) De mythe van de ontbrekende klinkers’.
|